Gisterochtend dacht ik even dat ik beter in Luxemburg kan gaan wonen. Gratis openbaar vervoer en gratis wiet, wie wil dat niet. Maar ik houd van vlakke vergezichten, niet van heuvels en bergen waarvan ik niet wat zich erachter schuilhoudt. Dus emigreren zit er niet in.
Ik vind wel dat we een voorbeeld kunnen nemen aan dat land. Ze doen het toch maar: trein en bus gratis maken voor iedereen. Het is ook de enige manier om te voorkomen dat acht miljoen vier- of vijfpersoonsauto’s – waarin gedurende 90 procent van de reistijd maar één persoon zit – het land doen dichtslibben, de economie doen stagneren en de noordpool doen smelten.
Wat doen wij? Wij laten een vervuilend dieseltreintje over een enkelspoor sukkelen van Venlo naar Nijmegen. De halve tijd staat het treintje stil wegens een ongesteldheid die voor het gemak maar spookstoring wordt genoemd. Dan hoef je er ook niemand de schuld van te geven. En de andere helft van de tijd barst ie uit zijn voegen omdat er te weinig wagonnetjes zijn. Ondertussen zijn de treinkaartjes in tien jaar tijd wel 30 procent duurder geworden.
Deze vervoerder moet winst maken, hè. Dat is een heel andere opgave dan de leden van een samenleving op een aangename wijze van A naar B vervoeren zodat ze met werk en scholing kunnen bijdragen aan een betere samenleving.
Je schaamt je als volwassene als je hoort dat leerlingen van het Nijmeegse ROC, die het te laat komen zat zijn, actie moeten voeren om aandacht te krijgen voor dat waardeloze k-treintje van Arriva.
Ik zeg tegen die studenten: ga toch lekker naar Luxemburg jongens. Daar is schone lucht, het collegegeld de helft goedkoper en gratis vervoer. Wel kalm aan met die wiet, hè.