Jíj bent het. Kan niet anders. Jij bent een van die twee personen die het de gemeente Boxmeer moeilijk maken. Op het gemeentehuis komen veel klachten over ambtenaren en B en W binnen. Maar het staat in de krant: het komt vooral door twee personen die er plezier in scheppen klacht op klacht te stapelen.
Geef het maar toe. Jíj bent één van die twee.
Jij weet best dat ambtenaren ook maar mensen zijn. Maar het voelt zo lekker. Als je aan alles merkt dat die ambtenaar tegenover je probeert kalm en beleefd te blijven. Terwijl jij de randen van het fatsoen opzoekt en hoopt dat die ander er overheen stapt.
Het is verslavend. De eerste keer was die ochtend waarop de ambtenaar zich verslapen had. Hij moest zonder ontbijt op de fiets naar het gemeentekantoor. Vrouwlief had de auto nodig voor naar de Jumbo. Hij was zeiknat geworden want had buienradar niet gecheckt. Bij de koffieautomaat hing nog steeds dat briefje: ‘Defect’. En toen kwam jij in zijn spreekkamer. Je rook het meteen, zoals een roofdier zijn prooi van grote afstand. Of zag je het aan zijn natte haren? Poeslief vroeg je of hij nog één keer kon uitleggen waarom je geen recht op een scootmobiel hebt.
‘Nóg een keer? Bent u dement of zo?’
In de roos.
De keer daarop klaagde je over de deur van de spreekkamer die openstond. Over de kleur van zijn overhemd waarachter je een politiek statement vermoedt. Over de hoofddoek van de receptioniste. Over de wachtrij terwijl jij toch echt een afspraak had. En terwijl de mannen en vrouwen achter de loketten kleiner en kleiner worden, voel jij je groeien. Kijk ze eens sidderen. Vraag alvast om een klachtenformulier. Toe maar.
Het zijn er twee, hè. Wie zou die ander zijn? Ik?