Je zal maar aan het graven zijn in de Overloonse bossen en op wapens stuiten. Overkomt je dat vandaag de dag dan denk je aan de Tweede Wereldoorlog. Die heeft er veel sporen nagelaten. Maar in 1935 lag die oorlog nog verborgen achter de horizon, ook al waren de voortekenen er al wel. Dus de twee Overloonse broers, Theo en Jos Peeters, zullen raar opgekeken hebben die dag in het voorjaar van 1935 toen hun spades tijdens een zandafgraving in De Kleffen op iets hards stuitten.
Het leidde tot een spannende kop in het Boxmeersch Weekblad van 6 april 1935: Oude wapens gevonden.Vermoed werd dat ze van brons of koper waren. ‘Kenners beweren dat deze voorwerpen dateeren uit den Romeinschen tijd’, aldus de krant. Het zou gaan om twee lansen, twee speren, een oude beitel en een pijl. Wie de oude wapens wilde bekijken was van harte welkom op de boerderij van de familie Peeters, bij de kerk.
Het bericht van de vondst bereikt ook de Brabantse hoofdstad. De conservator van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, Karel Azijnman, ziet er de waarde van in en gooit het op een akkoordje met de Overloonse broers. Hoeveel de mannen krijgen is niet bekend, maar tijdens de jaarvergadering van het Genootschap, later dat jaar, vertelt de conservator dat hij verguld is met de aanwinst uit Overloon. Anders dan de ‘kenners’, weet de conservator dat de vondsten veel ouder zijn dan de Romeinse tijd, ze stammen uit de bronstijd (3000 tot 800 v Chr).
Het zal tot na de Tweede Wereldoorlog duren voordat een deskundige analyse van de Overloonse vondst wordt gepubliceerd. Dat gebeurt in 1951, in het tijdschrift Brabants Heem. De bronzen voorwerpen worden nauwkeurig beschreven. De lansen zijn korte zwaarden, waarvan er één beschadigd raakte tijdens de opgraving. De beitel blijkt een bijl te zijn en de twee speren zijn speerpunten, waarvan er één is versierd. De pijl die de gebroeders Peeters dachten gevonden te hebben, blijkt een naald te zijn, compleet met oog. Waren de voorwerpen, niet ongebruikelijk in de bronstijd, bijgiften in het graf van een krijger? De onderzoeker denkt van niet: ‘Al in de bronstijd droeg een krijger maar één wapenuitrusting met zich mee’. Hij vermoedt dat het om een depotvondst gaat. Voorwerpen die de eigenaar, wellicht een handelaar, heeft verstopt. Mogelijk dreigde er gevaar, misschien was het om godsdienstige redenen, een offer om de goden gunstig te stemmen.
In de jaren vijftig had de Brabantse bodem nog niet zoveel voorwerpen uit de bronstijd prijsgegeven. Was Brabant überhaupt wel bevolkt in die periode? De Overloonse depotvondst wordt als één van de bewijzen gezien dat Brabant tijdens de (vroege) bronstijd wel degelijk bewoond was. De wapens tonen gelijkenis met vondsten uit Nijmegen en Nedersaksen, maar wijken af van vondsten gedaan in het zuiden van Limburg. En dat leidt tot de conclusie dat Brabant en het noorden van Limburg in de bronstijd als een van Zuid-Limburg losstaand, zelfstandig cultuurgebied kan worden beschouwd. Een conclusie die je overigens nog steeds kunt trekken.
BIJSCHRIFT: De Overloonse depotvondst die nu wordt bewaard in het Noordbrabants Museum in Den Bosch. Foto: Noordbrabants Museum