In de tweede helft van de negentiende eeuw kan de hiërarchie van de bisschoppen dankzij de grondwetswijziging van 1848 worden hersteld. Dan beleeft het katholicisme een opleving die zich niet tot de beslotenheid van het kerkgebouw beperkt. De katholieken gaan de straat (weer) op, met uitbundige processies.
Brabant is tot in de haarvaten katholiek en het Land van Cuijk niet minder. De cijfers van de volkstelling van 1840 spreken boekdelen: van de zeventien gemeenten die het Land van Cuijk telde, waren er acht voor 99 tot 100 procent katholiek. In Cuijk, Boxmeer, Sambeek en Vierlingsbeek – met kleine joodse en protestantse gemeenschappen – was dat tussen de 92 en 96 procent. Grave vormde met 79 procent een uitzondering, maar een kwart van de bevolking, 953 inwoners, behoorde tot het garnizoen. Dat waren veelal ‘Hollandse’ soldaten met hun vrouwen en kinderen.
Populair worden de bedevaartprocessies naar dorpen waar de gedachte aan wonderen levend worden gehouden of heiligen worden vereerd. Donatus en Antonius Abt zijn grote idolen, maar Maria, de moeder van Jezus, spant de kroon. Vanuit het Land van Cuijk worden bedevaarten gehouden naar Kevelaar (D) en Handel, maar sinds 1888 ook naar het eigen Katwijk. Daar timmert de gewiekste pastoor Joannes Suys (1838-1899), wiens nieuwe parochie (1880) wel wat aandacht en inkomsten kan gebruiken, in 1887 de Lourdesgrot na. Een getrouwe nabootsing van de Franse grot, maar dan op halve grootte. Het aantal genezingen na een bezoek aan de Katwijkse Mariagrot is dan ook geringer dan die van Lourdes zelf. Maar ze zijn er wel. Iemand uit Reek zou zijn krukken bij de grot hebben achtergelaten nadat hij weer zelfstandig zou hebben kunnen lopen. Ook in Haps en Beers doen verhalen de ronde dat dorpsgenoten na een bezoek zijn genezen.
Van heinde en verre trekken de gelovigen naar Katwijk. Die uit Haps zijn in 1887 de eersten. De gelovigen uit Gassel sluiten in 1889 aan. Meelopen in de processie gebeurde met de nodige bombarie. Maar engelenkleedjes, vlaggen en baldakijnen en fanfaremuziek was niet genoeg. Gassel brengt een heus beeld van Maria met kindeke Jezus mee. Omdat ze al moe zijn van de wandeling vanuit Gassel, moet het beeld in de Katwijkse processie nog wel te tillen zijn. Daarom is het Gasselse beeld een staakmadonna (zie foto’s). Alleen de zichtbare delen zijn gebeeldhouwd, onder Maria’s kleed verstopt zich een houten staketsel. Zo is de Moeder Gods draagbaar.
Staakmadonna’s komen uit Spanje. Wellicht zijn ze tijdens de Spaanse overheersing in de zestiende eeuw hier bekend geraakt. De Gasselse staakmadonna werd, nadat het dorp in 1958 zelf een kapel kreeg, niet meer meegezeuld naar Katwijk. Toen de kerk in de jaren zestig zijn aantrekkingskracht verloor, raakte de Madonna kwijt. Maar niet echt. De familie Stevens bewaarde de pop. In 1979, toen moesten de gelovigen wel even slikken, werd de Madonna meegevoerd in de carnavalsoptocht. Enkele jaren geleden is de staakmadonna in oude luister hersteld en sindsdien wordt ze weer netjes meegedragen in de eigen Mariaprocessie van Gassel.
Bij de foto’s: Links: de staakmadonna van Gassel, rechts de ‘ontklede’ versie van de staakmadonna uit Overasselt. Foto’s: Rondom de Toren Gassel, Wikipedia.