Tegenwoordig gebruik ik een ronde, platte, metalen ovenschaal. Daar past precies een pizza in. Als ik wegens tijdgebrek bij de supermarkt weer eens een kant en klare pizza grijp, die ik in tien minuten tijd in de oven kan afbakken, krijg ik nu geen ruzie meer met de vrouw des huizes. Als ik het baksel soms iets te lang in de oven liet staan, droop het gesmolten kaas van de pizza af en belandde op de bodem van de oven. Natuurlijk vergat ik na de maaltijd de oven schoon te maken en kreeg ik de volgende dag op mijn donder.
Onze voorouders waren slimmer. Ze moesten ook zuinig zijn met wat ze hadden. Neem nu de schaal op de foto. Die heeft zijn beste tijd gehad. Aan de rechterkant van het aardewerk ontbreekt een stuk. Ook zijn er barsten te zien, sommige zijn ooit verlijmd. Alles wijst erop dat dit stukje aardewerk veelvuldig is gebruikt, ruimschoots zijn plichten heeft vervuld en terecht is neergedaald op de plek waar ze in de middeleeuwen alles deponeerden dat voor niets, maar dan ook werkelijk niets meer te gebruiken was: de mestvaalt.
In Cuijk is het gevonden en het wordt al langer dan een eeuw bewaard in het Museum voor Oudheden in Leiden. Deskundigen dateren het ergens tussen 1400 en 1600, de periode die we late Middeleeuwen noemen.
Maar wat is het eigenlijk? Het heeft een zeldzame vorm die je niet vaak tegenkomt. Een platte, ovale schaal van glad aardewerk met een oor, slechts 6,5 centimeter hoog. Zonder enige versiering, van een grauwe, donkere kleur. Was het een po? Nee. Werd er voedsel mee opgediend? Ook niet. Het was een vetvanger. Ook wel spitschotel genoemd, verwijzend naar het braadspit, de spies die door het stuk vlees werd gestoken. Je mag de vetvanger gerust beschouwen als de voorloper van de schaal waarop ik tegenwoordig mijn pizza’s afbak.
De middeleeuwers gooiden niets weg want alles was schaars. Als ze vlees braadden, een big aan het spit bijvoorbeeld, dan droop tijdens het braden het vet uit het vlees. Dat was natuurlijk eeuwig zonde. In het vet zit nog heel veel smaak. Je kon dat vet nog voor andere dingen gebruiken in de middeleeuwse keuken. Of direct vanuit de vetvanger als jus over het bereide vlees gieten. Sommige vetvangers hadden daarom een schenkgleuf. Dat oor aan de linkerkant was om de schaal vast te pakken, maar je kon er de schaal na gebruik ook mee ophangen aan een spijker.
Middeleeuwers aten graanpap, brood en uien, maar ook zoveel mogelijk vlees. Als het voorhanden was, werd er zoveel mogelijk van opgegeten want een koelkast hadden ze niet. Boven zo’n vetvanger kwam van alles te hangen, van wilde zwijnen die ze zelf hadden vetgemest tot spreeuwen en pauwen.
Heel soms duikt er een complete vetvanger uit de middeleeuwen op, maar meestal gaat het om scherven. In Den Bosch is een intacte vetvanger gevonden die tegelijk als spit kon dienen. Het is een halfopen bak met inkepingen in de zijkant waarin je het spit kon hangen. Elders zijn die nóg handigere vetvangers nooit opgedoken. Zo zie je maar weer dat ze in Den Bosch net weer iets slimmer waren dan in Cuijk.
Dit is aflevering 6 van de historische rubriek Sprekend Verleden die elke maandag in de editie Maasland van De Gelderlander verschijnt. Daarin gaat Geurt Franzen op zoek naar het verhaal achter voorwerpen en documenten die zijn overgeleverd uit de rijke geschiedenis van Oost-Brabant en Noord-Limburg.