Ik ging zitten en herkende haar in een flits, aan haar neusje. Ja heus, daar schuin tegenover me, aan de andere kant van het gangpad in de trein, zat Halina Reijn. En het eerste wat ik dacht, was ‘oeps, niet kijken!’ Snel draaide ik mijn hoofd naar voren, waar mijn blik werd gevangen door een dame met een hondje op de schoot. Ik glimlachte terug en op zoek naar een houding die ontkende dat ik schuin tegenover me een celebrity had gezien, richtte ik mijn aandacht op het beest. ‘Mooi hondje’ loog ik. Mijn hand ging naar voren voor een aai, maar ik zag net op tijd, aan een rij vlijmscherpe tandjes, dat het kreng niet van mijn avances was gediend.
Halina’s neusje trok aan me als een sterke magneet, maar ik was sterk en richtte mijn blik op het landschap dat voorbijgleed. Ik zag weilanden en herinnerde me zeekoeien. Daar had Halina ze een tijd geleden mee vergeleken, de gluurders die haar onbeschaamd op een vliegveld hadden aangestaard terwijl ze op weg was geweest naar een vakantieadres. In een column had ze haar hart gelucht over de tol van de roem: door iedereen herkend worden, nergens veilig voor onbeschaamde blikken.
De ene BN’er kan er beter tegen dan de andere. Halina niet. Had ze haar ongenoegen maar voor zich gehouden. De column bleek beter te worden gelezen dan ze had gedacht en binnen no time waren haar zeekoeien trending op Twitter en Facebook.
De Nederlander reageerde op typisch Nederlandse wijze: bot. Wie die Halina Reijn wel niet dacht dat ze was! Sommige reaguurders, van wie je versteld staat dat ze het alfabet beheersen, wensten haar de dood toe. Of toch minstens een groepsverkrachting.
Niet kijken, niet kijken, dat was wat er door mijn hoofd flitste. Het laatste wat ik wil, is worden vergeleken met een zeekoe. Ook al staan die logge duikers als vriendelijk bekend.
Het kwam er toch van. Maar het lag echt aan haar.
Eerst hoorde ik de stapjes van de hakjes. Toen de stem dichtbij: “Pardon, heeft u die al uit?”
Met tegenzin draaide ik mijn hoofd naar de stem. Halina van schuin tegenover was opgestaan en naar me toe gelopen. Ze wees naar de krant die naast me lag . “Nee”, bracht ik uit, met een heel klein stemmetje. Mijn hand ging langzaam naar de krant. “Ik wilde er net aan beginnen.”
“Geeft niks”, zei ze en de vriendelijke lach op haar lippen deed me blozen tot diep in mijn kraag. Het was alleen Halina’s neusje. De rest van haar lichaam was toch echt van iemand anders.