Op 8 mei 1912 trouwt het dan 22-jarige Ottersumse naaistertje, Johanna Janssen geheten, in Groesbeek met de 26-jarige grondarbeider Christiaan Bertisen (26). Een huwelijk tussen twee eenvoudige jonge mensen uit armoedige gezinnen. In Ottersum probeert het stel een boerenbedrijf te runnen, maar dat valt niet mee. Er is vaak geld tekort. Dat drijft Christiaan wel eens tot illegale praktijken. In 1915 moet hij een dag of acht ‘zitten’ omdat hij is betrapt op het smokkelen van tarwemeel.
“Het is geen gelukkig huwelijk”, zo laat Johanna zich wel eens ontvallen tegen haar oom, Leo Robben. En oom heeft ook wel in de gaten dat Christiaan zijn vier kinderen een ruwe opvoeding geeft en hen slaat. gaf. Vaker dan eens ziet oom hoe Christiaan zijn oudste, een jongen van 8, een veel te zware kruiwagen laat duwen.
Op een avond in december 1922, als het echtpaar zich naar bed begeeft, laat Johanna zich iets ontvallen. Een eenvoudige verzuchting, eentje waarvan het vast niet de bedoeling was dat die letterlijk wordt genomen. Maar deze heeft dramatische gevolgen. “Wat moeten we toch tobben”, zegt ze tegen haar man. “Waren we maar gauw bij Onze Lieve Heer.”
Christiaan laat zich bovenop haar vallen. “Dat kun je zijn, als je wilt”, zegt hij. Hij drukt met zijn hand haar mond dicht en met het mes in zijn andere hand snijdt hij haar gezicht open, van mond tot oor. Johanna schrikt zich wezenloos en alhoewel ze tenger gebouwd is, weet ze haar man van zich af te slaan en zet het op een rennen. Tijdens haar vlucht kijkt ze om en ze ziet nog net dat Christiaan het mes in zijn eigen hals zet.
Bij familie wordt ze opgevangen en die waarschuwen de politie en de huisarts. De Gennepse dokter Stiemens haast zich met een assistent naar het huis waar het drama zich heeft afgespeeld. Christiaan Bertisen bloedt hevig, maar blijkt niet levensgevaarlijk gewond. Praten kan hij op dat moment niet, zo herinnert de arts zich later, tijdens de rechtszitting in Den Bosch. Stiemens heeft die avond wel de indruk dat de man niet helemaal bij zinnen is.
Johanna geneest van de wond en is de belangrijkste getuige tijdens het proces tegen Christiaan, dat een tijd later plaatsvindt. Als ze haar man in de rechtszaal ziet, valt ze bijna in zwijm. De verdachte wordt weggeleid en dan pas kan ze spreken. “Ik probeerde altijd vriendelijk te blijven”, zegt ze. “Maar hij was steeds onvriendelijk en bars.” Christiaan zegt tegen zijn rechters dat hij zich weinig kan herinneren, dat hij zich niet kan voorstellen dat hij zichzelf of zijn vrouw iets heeft willen aandoen. Psychiater Casparie heeft de beklaagde onderzocht en zegt dat die volkomen toerekenbaar is dus niet krankzinnig. De rechtbank veroordeelt Bertisen tot zes jaar cel, een straf die het gerechtshof in beroep nog eens bevestigd.
Kort na de rechtszaak vraagt Johanna echtscheiding aan en die wordt ingewilligd. In 1932, Bertisen is dan een paar jaar vrij man, hertrouwt hij. Maar het lot is ook dat huwelijk slechtgezind; het wordt vier jaar alter alweer ontbonden. In 1940, op 54-jarige leeftijd, komt hij te overlijden.