Ik heb een musical geschreven en die wordt in het najaar door een groot amateurtheatergezelschap met professionele inzet opgevoerd. Ik zie het als een kindje. En hoe gaat dat met kindjes: op een gegeven moment gaan ze zich afzetten.
Ik wist het. Dat als de professionele regisseur zijn tanden in het script zou zetten, dat het zou voelen alsof mijn kindje zou gaan puberen. Dat als de componist mijn liedteksten in melodieën zou gaan opsluiten, dat het zou voelen alsof mijn kindje nukken zou krijgen.
Ik mocht bij de audities zijn en dat was een feest. Ik heb me niet met de keuzes bemoeid en nu de repetities in volle gang zijn, weet ik dat het goed komt.
Er was wel één pijnpuntje. Ik had het in de gaten toen alle acteurs tijdens de audities de revue waren gepasseerd. De tweeling zat er niet bij. De rode draad in mijn muziektheaterstuk wordt ‘gedragen’ door een tweeling. Twee niet al te snuggere mannen die als een Laurel en Hardy voor de komische noot moeten zorgen.
Ik had wel twee mannen gezien die de rollen zouden kunnen spelen. Maar één van de twee was een Indische jongen. Ik dacht: dat gaan ze niet doen.
Een paar dagen later krijg ik de regisseur aan de lijn.
‘Zeg, die tweeling…’
‘Ja, leuk hè. Wat is er mee?’
‘Nou eh. Die zit er eigenlijk niet bij. Dus nu dachten we…’
‘Niet bij? Ik heb toch een leuk stel gezien.’
‘Ja, ik weet wie je bedoelt. Maar die donkere jongen, dat kan natuurlijk niet.’
Ik houd me van de domme. Zo gauw geef ik mijn kindje niet uit handen.
‘Waarom niet? Het is toch THE-A-TER. We doen toch een beroep op de VER-BEEL-DING?’
De regisseur houdt voet bij stuk.
‘Kan echt niet. Het is niet eh… realistisch.’
Dan schiet me wat te binnen. Een bericht uit de krant van een paar jaar geleden.
‘Het kan best. In de Betuwe is een paar jaar geleden een tweeling geboren en één van de twee was een donker jongetje. Iets fout gegaan bij de IVF.’
Het was even stil aan de andere kant van de lijn. Dan:
‘Leuk geprobeerd. Maar het gaat niet door. Ik denk toch dat je de karakters moet veranderen.’
Met pijn in het hart heb ik het gedaan. Ik heb de tweeling vermoord, de scènes verbrand en uit de as zijn een oom en een neef verrezen. De chemie spat er tijdens de repetities vanaf en iedereen is tevreden. Ik ook wel. En toch mis ik de tweeling.