Er kunnen 17.000 toeschouwers in de Ziggo Dome. Daarvan kunnen er ruim 11.000 rekenen op een stoeltje. De rest moet staan en ik ben er één van. Geen probleem. Ik sta een paar meter van het podium vandaan, heb anderhalf uur voordat het concert begint mijn plekje al veroverd en sindsdien al zeker drie glazen bier afgeslagen. Het zal mij niet gebeuren dat net op het moment dat de zaallichten dimmen en de podiumspots aanflitsen, mijn blaas de baas wordt over de rest van mijn lichaam.
Je moet er wat voor over hebben, voor een goed plekje vooraan. En kuiten van beton, dat zou ook heel erg schelen.
We zijn met 17.000. Jong en oud maar vooral veel oud. Grijs overheerst. En in sommige van die grijze hoofden is aan het begin van de avond een knop omgegaan. In een aantal van die hoofden is de herinnering aan het spiegelbeeld van vanochtend vervaagd, het beeld vertroebeld, opgegaan in de mist. Misschien is alles in die grijze hoofden wel even op non-actief gezet. Het hart heeft het even overgenomen. De mannen, ja, het zijn vooral mannen, zijn even die rimpels en haardos vergeten en zijn terug in de tijd van plaatjes draaien op rokerige zolderkamers en bier drinken, heel veel bier drinken. Naast me staat er zo één. Een trouwe fan. Ik lees het af aan het verschoten T-shirt waarop de tour staat afgedrukt die de artiest jaren geleden door Europa maakte. Ik weet het door wat hij uitkraamt, de teksten die rechtstreeks van de wikipediapagina lijken te komen, gewijd aan de wereldster die zo meteen het podium opkomt. Teksten die steeds moeilijker verstaanbaar worden. Want meneer de fan heeft al heel veel ingenomen en hij laat geen beurt voorbij gaan: steeds als zo’n gastje met een biertap op de rug zich door de mensenmassa wurmt, bestelt onze fan een nieuwe verfrissing.
Onze fan heeft geluk. Hij heeft zijn dochter bij zich. Die zich gedraagt zoals het een brave dochter betaamt: ze houdt papa staande, zorgt dat hij niet omkukelt als hij op zoek gaat naar muntjes in zijn broekzak en sust de gemoederen als sommige andere fans wat al te nadrukkelijk haar beschonken papa aan de kant duwen.
Zo’n dochter dus. Die met je meegaat naar een concert van Neil Young. Ook al houdt ze zelf van Beoncé of Rihanna of Justin Bieber.
Niks geen voorprogramma, meneer Young begint meteen te spelen. Meteen het bekende, oude werk en de fan naast me wordt helemaal gek. Dan komt de begeleidingsband op. Jonge gasten. Twee van hen zijn zoons van Willy Nelson, een leeftijdsgenoot van Young.
Na drie uur en een kwartier is hij aan zijn tweede encore bezig. Het concert dat de 70-jarige artiest neerzet is fabelachtig, maar toch bid ik dat niemand hierna nog we want more gaat roepen. Ik heb geen kuiten meer. Maar Young weet niet van ophouden.
Na een concert van drie-en-een-half uur heeft hij nog voldoende energie om samen met die jonge gasten op het podium een rondedansje maken. Forever young. Het is een liedje van iemand anders, maar meneer Young lijkt het vanavond waar te maken.
In de hal, waar ik mijn kuiten beetje bij beetje terug vind, zie ik de fan en zijn dochter. Hij moet zwaar op haar leunen, maar op haar gezicht lees ik het af: papa heeft een keivette avond gehad.