De brievenbus kleppert aan één stuk door: de theatermagazines vallen weer in de bus. De weken van nagelbijten, van euro’s tellen, van agenda’s raadplegen: wat vinken we wél aan en wát niet? Alhoewel je van alle kanten hoort dat steeds meer theaterbezoekers hun planningen uitstellen, veel vaker op het laatste moment een kaartje kopen, blijft toch de onzekerheid: en stel dat Youp toch al uitverkocht is? Toch maar aanvinken dan?
De digitale brievenbus kleppert net zo lekker mee, alleen doet hij dat het hele jaar door. Heb je eenmaal ergens digitaal kaartjes gekocht, waarvoor je altijd je emailadres moet opgeven, dan zit je voortaan gevangen in de vriendelijke klauwen van theatermarketeers die je er wekelijks op wijzen dat je op het punt staat het concert of de toneeluitvoering van het jaar te missen.
Soms denk ik: zal ik eens een mailtje terugsturen. Zal ik die vriendelijke meneer of mevrouw laten weten dat ik best naar Tangerine of Buurman & Buurman of het nieuwe toneelstuk van Pierre Bokma had willen gaan. Maar dat het uitgaansbudget van deze maand op is gegaan aan de rekening van de tandarts die meende dat vervanging van die oude vullingen geen moment uitstel kon verdragen. Dat ik diens montere reactie op mijn gestamelde verweer dat ik eigenlijk kaartjes wilde kopen voor de musical Sky (2 x eerste rang à 59 euro) in het mailtje zou opnemen: ‘Dan gaat u toch lekker met kiespijn naar die prachtige voorstelling kijken.’
Ik heb het wel eens gedaan. Met kiespijn naar een concert. Ik zie me nog staan, op het balkon van Paradiso. Dat is ook de enige herinnering, dat ik daar stond, geklemd tussen een paal en een dikke gast, met een kloppende kaak, ondanks de vier paracetamollen en drie glazen bier waarmee ik ze had weggespoeld. Bonnie ‘Prince’ Billy stond op het podium. Tenminste… dat vertelde mijn concertmaatje me op de terugweg in de auto. Ik had er geen enkele herinnering aan. ‘Ik wil naar huis’, kreunde ik. ‘En morgenvroeg naar de tandarts…’