De overheid deed er in de negentiende eeuw alles aan om kwakzalvers tegen te werken: waarschuwende berichten in de pers en strenge rechtspraak. Met elke nieuwe ontdekking groeide het besef dat de wetenschap veel kwalen en ziekten het hoofd kon bieden. Artsen stonden in hoog aanzien. Wie zonder daartoe bevoegd te zijn tegen betaling medische hulp verleende, kon rekenen op een celstraf tussen de drie maanden en een jaar. Wat niet tot gevolg had dat de kwakzalverij snel was uitgeroeid. Als medici geen adequate oplossing hadden, vluchtten patiënten toch in de armen van charlatans met mooie praatjes. “De hoop voedt de zieken”, zei hoogleraar Petrus Camper in 1758 al tijdens zijn oratie.
In een periode van ongeveer honderd jaar boog de rechtbank van ’s-Hertogenbosch zich ruim 250 keer over een zaak van kwakzalverij. Eén van die zaken was gericht tegen Peter Jansen (62) uit Oeffelt. In december 1865 zou hij iemand zonder daartoe bevoegd te zijn geneeskundige hulp hebben verleend. Jansen was paardenaftrekker van beroep. Tegenwoordig noemen we iemand die assisteert bij inseminatie niet meer zo, maar het onttrekken van sperma aan een hengst gaat er in de meeste gevallen ook niet meer zo plastisch aan toe als toen.
Antoon van den Berg, een boer uit Maashees, had een wond aan zijn been die maar niet wilde genezen. Ten einde raad liet hij Peter Jansen uit Oeffelt komen. Jansen onderzocht het been en gaf Van den Berg een potje zalf. Goed insmeren, zo luidde het devies. Tot drie keer toe kwam Jansen naar Maashees en ondanks dat de zalf niet baatte, nam de boer drie keer een potje in ontvangst. De eerste keer betaalde hij 3 gulden, het tweede potje kostte 1 gulden en het derde was gratis. Toen het been niet genas, stapte de boer naar de politie.
Vier getuigen uit Oeffelt verklaarden op 22 maart 1886 tegenover de rechters dat plaatsgenoot Jansen bekend stond als iemand die zeer ervaren was in de geneeskunde. Het was vast goed bedoeld, maar het maakte de stelling van de aanklager dat Jansen een kwakzalver was – hij was immers onbevoegd – alleen maar sterker. De paardenaftrekker gaf toe dat hij Van den Berg behandeld had en vertelde dat in het potje paardenvet had gezeten. De rechtbank verklaarde hem schuldig. Omdat hij goed bekend stond en de schade meeviel – de kwaal was niet erger geworden – kwam Jansen er vanaf met een celstraf van acht dagen. De rekening van de rechtbank mocht hij ook betalen: 38 gulden en 44 cent (bijna dertien potjes vet…).