Dirk Beijloo (28) is een koopman uit Grave die zich op 20 november 1856 voor de rechters in Den Bosch moet verantwoorden. Hij heeft een winkel in de Rogstraat, waar hij samen met zijn vrouw Adriana en hun zes maanden oude dochtertje woont.
Het is geen zwaar misdrijf waarvoor Beijloo naar Den Bosch is geroepen. Hij heeft een belastingwet overtreden. De officier van justitie heeft hard bewijs: twee belastingambtenaren, die de zaak van Beijloo vier dagen lang hebben geobserveerd, hebben met eigen ogen gezien dat de verdachte een dienstmeisje in dienst heeft.
Daar moeten we nu misschien om grinniken. Het was heus niet verboden om een dienstbode te hebben. Maar je moest het wel melden, iets wat Beijloo niet had gedaan. Dat stond gelijk aan belastingontduiking, want voor een dienstbode moest je belasting betalen: 3 gulden per jaar.
Dat was het gevolg van het belastingstelsel dat minister Izaak Gogel, in navolging van de Fransen, in 1805 had ingevoerd. Er kwam een eind aan de meeste accijnzen die tot dan toe op levensmiddelen werden geheven. Die waren oneerlijk, vond men. De rijken betaalden immers evenveel accijns als arme lieden.
Vanaf 1805 moesten de welgestelden meer belasting betalen: er kwam een heffing op luxe goederen. Dat werd heel gedetailleerd bijgehouden. De personele belasting werd gekoppeld aan je rijkdom en die werd afgemeten aan het aantal koetspaarden dat je had, het aantal haarden, parasols, waaiers, pruiken, handschoenen… Zelfs het aantal ramen en deuren werd geteld. Met als gevolg dat hier en daar een raam werd dichtgemetseld. Aan sommige herenhuizen kun je dat nu nog zien.
Wie het zich kon veroorloven een dienstbode in dienst te hebben, werd geacht ook daarover belasting te betalen. Dat gold dus ook voor Beijloo. De belastingambtenaren hadden gezien dat de dochter van de schoenmaker uit de Oliestraat, Margaretha Bosmans, gedurende vier achtereenvolgende dagen – van 28 tot 31 juli – op het kindje van het gezin Beijloo had gepast, maar ook huishoudelijk werk had verricht.
Beijloo sputterde tegen dat volgens hem het meisje ook voor andere mensen uit Grave, zoals zijn moeder, klusjes deed en dat ze alleen op woensdagmiddag en zaterdag, als hij het druk had met zijn zaak, een handje meehielp. Zijn verweer mocht niet baten. De rechters verklaarden Beijloo schuldig. Hij moest niet alleen voor een vol jaar belasting betalen, er kwam ook een fikse boete bij én de kosten van de rechtszaak. Eindbedrag: dertig gulden en 82 cent. Daar had hij het meisje misschien wel een jaar lang voor kunnen betalen.