Column uitgesproken tijdens het symposium Levenskunst op Leeftijd in de Schouwburg Cuijk op vrijdag 23 september 2016.
In alle vroegte loop ik, op zoek naar inspiratie voor een column, door het Maasheggengebied. De zon is opstandig. Hij negeert de kalender, negeert de daggemiddelden van het KNMI en straalt de warmte van augustus, ook al is het eind september. Toch zie en ruik ik dat de natuur zich niet voor de gek laat houden. Dat die zich klaarmaakt voor de winterpauze, de tijdelijke dood. Ik zie het aan de voedermais, die de kracht niet meer heeft om nog rechtop te staan, die uitgeput en dor lonkt naar de kneusmachine die zich in de verte al horen laat. Aan de meidoornbesjes die niet meer zo fel rood blinken als vorige week en hier en daar al indrogen. Aan het groen van de bomen waar een kunstschilder al wat rood en geel op heeft aangebracht. Onder mijn voeten kraakt gevallen blad.
‘Waar zit je mee?’, vraagt de eik op de driesprong, die mijn gebogen houding heeft herkend.
‘Waar ik altijd mee zit’, zeg ik. ‘Met de dood. Of eigenlijk: met het leven. Of eigenlijk: met het voltooide leven. Ik moet daar morgen wat over zeggen. Over oud worden, over het moment waarop je besluit dat je leven voltooid is, over hoe je om moet gaan met die realiteit.’
‘Nou, nou’, bromt de boom. ‘Je hebt je weer aardig in de nesten gewerkt. Had dan nee gezegd.’
‘Ja’, zeg ik. ‘Hád ik dat maar. Maar jij kunt me vast helpen. Jij staat hier al eeuwen wijsheid te vergaren. Dus zeg het maar. Wanneer is een leven voltooid? En hoe weet je dat het zover is?’
Het schudt even met zijn kroon. Het kan ook een windvlaag zijn. Er komt een jogger voorbij en ik doe net alsof ik geen volwassene ben die met een boom staat te praten, buk me snel alsof ik mijn schoenveter opnieuw moet strikken.
‘Ik snap het niet’, zegt de eik. ‘Waarom maken jullie mensen het je altijd zo moeilijk. Sinds dat moment dat jullie je los hebben gemaakt van de veilige omarming van onze takken en rechtop bent gaan lopen, gaat het mis. Steeds dat piekeren. En nou begin je over voltooid leven. Weet je wel wat je zegt? Ik vind het nogal eh, hoe zal ik het formuleren, arrogant, ja, dat is het. Net zoals jullie lopen. Met de kop in de wind. Zo van: kijk eens, wij lopen rechtop. Wij zijn beter dan de rest. Aanstellers.’
Ik laat de eik maar even mopperen. Ik weet dat hij ouder, groter en sterker is dan ik. Maar ik weet ook dat ik met een simpel geluid, dat van een kettingzaag die wordt aangezwengeld, zijn grote ego kan doen verschrompelen tot dat van een gedroogd, vliesdun eikenblaadje dat een speelbal wordt van de herfstwind. En hij weet het ook.
‘Zeg me dan eens, wijze eik, waarom is het arrogant om over voltooid leven te praten?’
‘Denk zelf eens na’, zegt hij en hij schudt weer met zijn kroon. Ik kan de vallende eikels ternauwernood ontwijken. ‘Wat betekent het als je zegt dat een leven voltooid is? Dan veronderstel je ooit een opdracht te hebben gekregen. Typisch weer iets van de mens. Alles uitdrukken in taken en doelen. Ik zei het toch: arrogant. Alsof het leven van de mens een hoger doel dient dan al het andere leven. Schei toch uit!’
Ik snapte er niks van. En de eik zag het.
‘Je snapt het niet’, zegt hij. ‘Voltooid betekent dat aan de opdracht voldaan is. Maar wie krijgt bij zijn geboorte een opdracht ingefluisterd? Zoiets als: leef tachtig dagen, twee maanden, vier dagen en tweeëneenhalf uur en dan is je leven voltooid? Wie krijgt de opdracht om vier kinderen, twaalf kleinkinderen en achttien kleinkinderen op de wereld te zetten? Wie krijgt ingefluisterd dat hij acht jaar Kamerlid moet zijn, gevolgd door twee regeringsperioden als minister-president? Wie krijgt de opdracht een biografie te schrijven over de kastanjeboom van Anne Frank, of de twaalfde mens te zijn op de maan, of…’
‘Hou maar op’, zei ik. ‘Ik snap wat je bedoelt. Maar stel dat niet iets of iemand anders die opdracht geeft, maar de mens zichzelf die taak oplegt? Een opdracht die zich tijdens het leven ontwikkelt, die, na verloop van tijd, als je een aantal dingen hebt afgevinkt, als het lichaam niet meer wil meewerken of als je eenzaam en hulpbehoevend wordt, dat die opdracht uiteindelijk indikt tot: het laatste vinkje?’
‘Lummel’, zegt de eik. ‘Jezelf een opdracht geven! Jezelf voor de gek houden dat je leven een doel heeft, ook nog anders dan dat van anderen, ga toch weg. Als je al wil dat het leven een doel heeft, als je zonder dat idee niet kúnt leven, dan knoop het volgende in je oren.’
Hij liet een stilte vallen.
‘Ik luister’, zei ik.
‘Het enige doel van het leven’, en het klonk warempel een beetje plechtig, zoals hij het zei, ‘het enige doel van het leven, is het leven zelf.’
Daar moest ik het mee doen. De eik zweeg en liet alleen nog een eikel op mijn hoofd vallen. Maar het was voldoende. Ik raapte die op en voelde hoe glad die was. Ik liep verder, plukte een braam en proefde hoe rijp die was. Ik hoorde ganzen gakken en vergaapte me aan hun V-vlucht boven me, ik rook de zure lucht die opsteeg uit een sloot en zag de nevel langzaam optrekken uit het weiland. Ik voelde dat ik leefde en begreep toen pas wat de eik eigenlijk had willen zeggen. Dat het voltooide leven wel degelijk bestaat. Dat het alleen niet het eind van het leven is, maar het leven zelf zoals het ons gegeven wordt. Voltooid als in: helemaal af.