Als de dorpskerk tot kantoor wordt verbouwd, moet je als gelovige met Pasen improviseren. Mooi hoe ze dat doen in Vianen. Gewoon een intieme bijeenkomst in gemeenschapshuis ’t Akkertje. Dat daar maar zeventien mensen op afkomen op Goede Vrijdag, zal de intensiteit van hun viering er niet minder om hebben gemaakt.
Ik bewonder dat doorzettingsvermogen. Als ongelovige heb ik meer respect voor de eenling die diep gelooft dan voor het hypocriete schaapje dat denkt met een jaarlijks bezoek aan de kerstnachtmis een geweten sussende aflaat te kunnen verwerven, een passe-partout voor het geval er na de dood tóch iets bestaat.
Ik liep door de Notre Dame van Parijs. Dat was zes dagen voordat ie een brandende fakkel werd die de Fransen op de knieën dwong en aan het zingen bracht. Ik was er niet alleen. Als een kudde schapen werden we erdoorheen geduwd en klik-klik-klik deden alle mobieltjes van de ongelovige toeristen.
Zelf was ik het meest onder de indruk van het beeld van de heilige Dionysius. Links van de ingang. Hij draagt zijn afgehakte hoofd in de handen. Zo’n hoofddrager noemen ze een cefalofoor. Volgens de overlevering zou hij na zijn gewelddadige dood zijn hoofd hebben opgepakt en nog een paar kilometer hebben gelopen, naar de plek waar hij graag begraven wilde worden. Mag ik graag horen, zo’n verhaal over een eigenwijze gelovige. Al weet je dat er niets van waar is. Ben blij dat de heilige met hoofd en al aan de vlammen wist te ontkomen.
Ze gaan de verbrande kerk herbouwen. Vind ik gek. Voor de paar gelovigen die er nog zijn? Die passen wel in het voorportaal dat behouden is gebleven. Het is voor de toeristen. En voor de grandeur. Heb ik meer respect voor Vianen.
Geurt Franzen schrijft tweemaal per week (woensdag en zaterdag) de column Dwarskijker voor de editie Maasland van De Gelderlander