We hebben bliksemafleiders. En de meesten onder ons weten dat het onverstandig is in het open veld te blijven of onder een boom te schuilen als het KNMI onweer heeft voorspeld. Op school hebben we geleerd dat bliksem elektrische ontlading in de atmosfeer is die gepaard gaat met donder. Geen straf van ‘boven’.
Onze voorouders waren onwetend. Ze konden enkel vertrouwen op God en een hele schare heiligen. Bidden tot zo’n heilige, in het geval van onweer en hagel tot de Heilige Donatus, moest voorkomen dat het gewas werd vernield, dat het rieten dak van de boerderij in de fik vloog, dat mens en vee door bliksem werden getroffen.
In 1880 gooide een correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, bekend staand als ‘liberaal’, hetgeen vooral betekende: antikatholiek, de knuppel in het hoenderhok. De verslaggever was in Reek bij de verering van de Heilige Donatus geweest. In zijn artikel maakte hij de gelovigen en de geestelijken belachelijk. De eenvoudige lieden zouden er beter aan doen te luisteren naar wetenschappers in plaats van naar pastoors en capucijner monniken. Een bliksemafleider aanschaffen en de geneugten proeven van een nieuwe vinding als elektriciteit, dat was veel verstandiger.
Dat schoot in het zuiden in het verkeerde keelgat. Veel reacties in de katholieke pers. Ook in de Graafsche Courant verscheen een stuk waarin de journalist heftig werd bekritiseerd.
De ‘eenvoudige lieden’ gingen gewoon door, in plaatsen als Reek, Beers en Oeffelt, met het aanbidden van de Heilige Donatus. Ervan overtuigd dat hij de enige was die mens, vee en oogst kon behoeden bij zware hagel of onweer.
Donatus was een christelijke, Romeinse soldaat. Geboren in Rome rond het jaar 140 en gestorven ergens vóór 180. Hij zou soldaat zijn geweest in het zogenaamde ‘bliksemlegioen’, het Legio fulminatrix. Dat verklaart waarom de heilige wordt afgebeeld met een pijlenbundel bestaande uit bliksemschichten. Donatus en zijn mannen waren eens tijdens een omsingeling uitgeput van de dorst. Ze baden om regen en toen barstte een onweer los. Niet alleen werd hun dorst gelest, ook verwoestte het noodweer het kamp van de tegenstanders. Onder de indruk van het wonder beloofde Donatus om de rest van leven geheel aan God te wijten.
In 1861 kreeg de parochie van Oeffelt een reliek in bezit, een stukje bot, dat van het lichaam van Donatus afkomstig zou zijn. Dat was het begin van een Donatusverering in het dorp, die werd gestimuleerd door de capucijner monniken uit Velp en Handel, waar eerder al Donatusbedevaarten waren ontstaan. In Oeffelt werd een Donatusbroederschap opgericht (1862). De leden droegen een penning of medaille (zie foto). Die broederschap werd geacht de verering van de heilige in stand te houden. De verering hield echter geen eeuw stand. Een jaar of wat geleden waren er pogingen om Donatus een nieuwe rol te geven, die van beschermer van het milieu. De heilige zal het vanuit zijn verheven standplaats met de nodige scepsis bekeken hebben. Hij heeft vast gedacht: los de problemen die je zelf veroorzaakt ook zelf maar op.
Bij de foto: Lidmaatschapsmedaille van de Broederschap van de H. Donatus, vermoedelijk van die van Oeffelt. De medaille ligt in het Noordbrabants Museum te Den Bosch.
Dit is aflevering 37 van de historische rubriek Sprekend Verleden die elke maandag in de editie Maasland van De Gelderlander verschijnt. Daarin gaat Geurt Franzen op zoek naar het verhaal achter voorwerpen en documenten die zijn overgeleverd uit de rijke geschiedenis van Oost-Brabant en Noord-Limburg.