Het is 1959. Inmiddels wonen er al acht jaar Molukkers, dan nog Ambonezen genoemd, in vele houten barakken, verspreid over bijna honderd woonoorden in Nederland. De gemeenschap is gegroeid van ruim 12.000 naar 18.700. De regering realiseert zich dat de kans op terugkeer naar de Molukse eilanden steeds kleiner wordt. De leefomstandigheden van de groeiende groep moet echter beter worden en langzamerhand zou er toch iets van integratie moeten komen. ‘Een geleidelijk verloop van het proces tot ingroeiing’, zo heet het in officiële stukken. Begin april 1959 ontvangen B en W van Cuijk een brief van de Commissaris van Ambonezenzorg, die valt onder het ministerie van Maatschappelijk Werk. De commissaris, A.J. van Raalte, legt uit dat het beleid van woonoorden wordt afgebouwd en dat het plan is de Molukkers in gewone woningen te gaan huisvesten. Iets wat de Molukkers zelf ook wel willen, maar ze hechten sterk aan hun traditionele dorps- en familieverbanden. Ze zijn ook een beetje huiverig: willen de Nederlanders ons wel hebben? Een compromis dat de regering met de Molukkers sluit, bestaat daaruit dat er eigen wijken worden gebouwd in verschillende gemeenten. Het rijk betaalt, als de gemeenten de grond ter beschikking stellen. Veel Molukkers hebben inmiddels werk gevonden. Het rijk vind het verstandig om de wijken te bouwen in plaatsen waar veel van hen aan het werk zijn gegaan. Voor wat betreft woonoord Vilheide in Mill denkt de commissaris aan Cuijk. Nogal wat mannen uit dat woonoord hebben werk gevonden bij de typemachinefabriek van Royal. Het gaat 22 gezinshoofden. Wil Cuijk meewerken aan een plan van vijftien woningwetwoningen, waarvan één ook als kerkzaaltje kan worden gebruikt? Cuijk was al op de hoogte en nog geen twee weken later besluiten college en gemeenteraad akkoord te gaan. Voor zo’n 35.000 gulden (een kleine 16.000 euro) wordt een perceel grond van 3.182 vierkante meters aan het rijk verkocht. Anderhalf jaar later volgt opnieuw een brief. De commissaris meldt dat sommige Molukkers toch minder afkerig zijn van wonen tussen de Nederlanders. Dat zou het proces van integratie kunnen bespoedigen. Daarom stelt de commissaris voor dat een rijtje van zes woningen, deel uitmakend van de Cuijkse ‘Molukse wijk’ voor Nederlanders worden bestemd en dat Cuijk geleidelijk aan evenveel woningen elders in Cuijk aan Molukse gezinshoofden ter beschikking stelt. Een soort omgekeerde integratie dus. Op 25 april 1961 ten slotte maakt de commissaris bekend welke gezinshoofden, op twee na allemaal wonend in woonoord Vilheide in Mill, naar Cuijk gaan verhuizen. Het gaat om dertien over het algemeen grote gezinnen, en twee ongetrouwde mannen. In totaal gaat het om 76 personen. Ze komen in een eigen deel van woonwijk de Valuwe te wonen, aan de Karel Doormanstraat, de Regiment Stoottroepenstraat en de Prof Van de Brinkstraat. Rond dezelfde tijd zegt het rijk de pacht van de grond van woonoord Vilheide in Mill op. Het woonoord wordt officieel opgeheven.
BIJSCHRIFT: Schets van de woonwijk voor Ambonezen in Cuijk-noord (de Valuwe), met in kleur de woningen die bij nader inzien voor Nederlanders worden bestemd. Document bewaard bij het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) te Den Bosch.
Dit is aflevering 17 van de historische rubriek Sprekend Verleden die elke maandag in de editie Maasland van De Gelderlander verschijnt. Daarin gaat Geurt Franzen op zoek naar het verhaal achter voorwerpen en documenten die zijn overgeleverd uit de rijke geschiedenis van Oost-Brabant en Noord-Limburg.