Hij had nog nooit van Overloon gehoord. Maar Johan Veerkamp was dolblij dat het dorp bestond, in de zomer van 1943. De jonge Maastrichtse ambtenaar had een oproep gekregen om voor de Duitsers te gaan werken, in een fabriek in het Rijnland. Maar hij had weinig trek om mee te werken aan de oorlogsmachine van de bezetters. Via via kwam hij aan een adresje in Overloon waar hij kon onderduiken. Hij was een van de eersten, die zomer, die onderduik zochten én kregen in het door heide en bossen omgeven dorp. Weldra werd het dorp overspoeld door andere duikers. Veerkamp beschrijft het in zijn verslag van de oorlogsjaren. Hoe gastvrij de Overloners waren. Ook hoe hij, na omzwervingen tijdens de evacuatie, weer door het dorp loopt, voorjaar 1945: ‘Niets stond meer overeind.’ De Slag om Overloon had het dorp weggevaagd. Misschien ligt het aan die geïsoleerde ligging. Misschien aan de armoe. Misschien ligt in beide de kiem waaruit dat doorzettingsvermogen van de Overloner is gegroeid. Ze gingen niet bij de pakken neerzitten. Ze bouwden een noodschool, een noodpastorie en, natuurlijk, een noodkerk. De Millse architect Jan Strik schetste hoe die kerk, goed voor vijfhonderd bezoekers, eruit moest gaan zien. Aan de Baansestraat moest die komen, een eenvoudig, rechthoekig gebouw met een altaar. In april 1945, nog voor het echt vrede was, werd met de bouw begonnen en al in oktober konden de Overloners hun god, die hen bijna vijf jaar op de proef had gesteld, weer eren. Achter het altaar schilderde de Heerlense kunstenaar Eugene Laudy de manna-rapers. Naar het verhaal uit de bijbel, hoe het brood uit de hemel neerdaalde toen Mozes zijn hongerige volk door de woestijn voerde. Strik tekende ook een altaarstoel. ‘Te maken van de restanten van de kerkbanken uit de verwoeste kerk’, zo noteerde de architect erbij. Van de nood een deugd maken, het kon niet anders in die eerste jaren. De noodkerk kostte tussen de 30.000 en 40.000 gulden. Een godsvermogen. Geld voor kerkbanken was er niet. Maar de Overloners wisten raad. Gemeenten uit het westen, Amstelveen en Ouderkerk bijvoorbeeld, hadden via een hulpprogramma huisraad geleverd, waaronder veel stoelen. De Overloonse gezinnen stonden op hun beurt allemaal een stoel af. En zo was in de noodkerk weldra een allegaartje aan zitmeubels te zien. Van staal, riet of hout, gedraaid of modern. Rondom de noodkerk verschenen noodwoningen. Die allemaal wit werden gekalkt. Dan kon je niet zien dat de gebruikte stenen waren afgebikt. Ze kwamen stuk voor stuk uit de ruïnes die de tanks na hun vernietigende werk hadden achtergelaten. Tien jaar later kon een echte kerk worden geopend. Opnieuw ontworpen door Strik. Die kerk heeft inmiddels monumentale waarde gekregen. In 2014 werd het gebouw dat ooit noodkerk was, afgebroken. Een flink aantal bakstenen, die toen al voor de tweede keer waren gebruikt, kreeg een plekje in het oorlogsmuseum. Daar houden ze in hun zwijgende weerbarstigheid het verhaal levend van de Overloners. Over onderdak bieden, je eigen dak verliezen en daarna gewoon opnieuw beginnen.