Het is de avond van 23 februari 1784, vastenavond, als Vierlingsbeek in rep en roer is. Uit het naburige Maashees is een woedende menigte komen opdraven, ongetwijfeld verhit door het bier dat in grote hoeveelheden door de kelen is gegaan. Het volk komt verhaal halen bij het woonhuis van procureur Maarten Veen. Die functionaris van het ‘hoog officie’ (openbaar ministerie) heeft het blijkbaar ernstig verbruid bij de inwoners van Maashees. Hij zelf is niet thuis, vrouw en kinderen weten zich ternauwernood in veiligheid te stellen. De ruiten worden ingegooid, deuren en gevels vernield. Dat verklaren latere getuigen, zoals timmerman Hendrik Tijssen uit Overloon en de joodse koopman Samuael Meijer.
De zaak komt voor de rechter en één van de beklaagden is een soldaat, Hermanus Bongers genaamd. Hij behoort tot het regiment van generaal-majoor H. Pallardy, dat in Woerden gelegerd is. Wat hij in Vierlingsbeek te zoeken had, is niet bekend, maar het feit dat hij als soldaat deelnam aan een volksoproer wordt hem kwalijk genomen. Zijn zaak wordt behandeld door de Raad van Brabant.
De stukken van zijn proces werden, zoals in die tijd gebruikelijk, verzameld in een proceszak (zie foto). Een linnen zak die kon worden dichtgeknoopt en die vervolgens werd ‘geëvangeliseerd’: er werd een stukje perkament op genaaid met daarop de namen van de partijen. De zak op de foto wordt bewaard in het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) in Den Bosch. Het is niet de zak die op de rechtszaak van Bongers betrekking heeft.
Er bestaat een fraai schilderij van Pieter Brueghel (de Jongere, 1564-1638) waarop te zien is hoe een advocaat zijn pleidooi afsteekt ten overstaan van een rechter. Aan de wand op de achtergrond hangt een groot aantal van die proceszakken. De zakken werden ingeleverd bij de rechtbank en aan haakjes opgehangen en daar hebben we waarschijnlijk de term ‘een zaak aanhangig maken’ – een zaak voor de rechter brengen – aan te danken. Proceszakken gingen terug naar de eisende of gedaagde partij, soms werden ze bewaard op een rechtbank. In de 19eeeuw werden ze vervangen door echte dossiers.
De Raad van Brabant, die zich over de zaak van de opruiende soldaat Hermanus Bongers boog, had waarschijnlijk veel te doen in die tijd. Misschien werd het rechtscollege, dat in Den Haag zetelde en de beroepszaken behandelde van lagere Brabantse rechters, zoals de schepenbank Grave of die van Vierlingsbeek, wel overspoeld met proceszakken. Of is de zak van Bongers een tijdje zoek geweest? Feit is dat het twee jaar duurde voordat de zak werd geopend en de Raad van Brabant zich uitsprak over de soldaat. Het college ging slechts summier in op wat Bongers werd verweten. De rechters vonden dat soldaat Bongers zich ‘meer bij lossigheid en zonder daadelijk inzigt van de gevolgen’ bij de gewelddadige meute had gevoegd. De geëiste straf – zes dagen cel op water en brood – hoefde hij niet te ondergaan. Dat had weinig zin, vond de Raad van Brabant. Want Hermanus had al vier maanden in voorarrest gezeten…
Dit is aflevering 9 van de historische rubriek Sprekend Verleden die elke maandag in de editie Maasland van De Gelderlander verschijnt. Daarin gaat Geurt Franzen op zoek naar het verhaal achter voorwerpen en documenten die zijn overgeleverd uit de rijke geschiedenis van Oost-Brabant en Noord-Limburg.
Foto: Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) te Den Bosch