Nou willen ze als ik mijn jas nog aan heb al weten wat ik in de pauze wil drinken! Ja hallo! Ik weet niet eens of ik wel tot de pauze blijf.
Snap best dat het service heet. Zodat je niet zo lang hoeft te wachten. Snap ook wel dat het iedere keer weer een crime is om vijf- of zeshonderd theaterbezoekers in hooguit een kwartier van een natje te voorzien. Natjes die ook nog eens verschillend zijn. Met vijftig liter koffie en twintig liter thee krijg je de moderne theatergast immers niet meer de foyer in. We willen ook een biertje. Als het even kan speciaal en van de tap. En een droge witte maar niet te droog. En een glaasje rood, maar niet uit Chili alstublieft.
En we willen niet wachten. Want we moeten ook nog plassen.
Het is service en dat snap ik best. En het is misschien ook een beetje een manier om je te onderscheiden van andere theaters, dat je bij sommige bij de garderobe je bestelling al kunt opgeven voor in de pauze. Weet je hoe het gaat? Je geeft op wat jij en de rest van je gezelschap van plan is straks te drinken. Dan krijg je een bonnetje met nummertje zesentachtig. En als het pauze is en je knipperend met je ogen de foyer binnenloopt, en het gros van de bezoekers – die niet zo slim waren om de bestelling alvast op te geven – met gekruiste benen staan te dringen bij de bar en de aandacht proberen te trekken van hardwerkende werkstudenten, dan staat jou blaadje zesentachtig keurig op een aparte balie te wachten.
Wat zeg je schat? Je vond het warm in de theaterzaal? Dat je in plaats van koffie nu liever een koel pilsje wil drinken? Oeps. Eh. Weet je wat? Zie je die man daar, ja die, die met die geverfde haren. Wat? Dat zie je toch zo. Die zit in de rij voor ons. Hij zat de hele tijd te knikkebollen. Hij krijgt net een biertje aangereikt voor zijn nummertje. Ik wed dat die wel wil ruilen. Een beetje cafeïne helpt hem de tweede helft wel door.