In de aanloop naar de fusiegemeente Land van Cuijk laat Geurt Franzen in ‘Van achttien naar één’ zijn licht schijnen over de gemeentes in deze regio die de afgelopen tweehonderd jaar zijn verdwenen. Aflevering 1: de gemeente Velp.
Als Velp zelfstandig wordt, in 1810, maakt het nog geen deel uit van het Land van Cuijk, maar van het Land van Ravenstein. In dat jaar wordt het afgesplitst van Reek, waarmee het oude banden heeft. De kleine, agrarische gemeente houdt zonder veel problemen het hoofd boven water gedurende de 19e eeuw. Aan het roer staat de familie Gervers. Achtereenvolgens zijn Carel (1811-1846), François (1847-1886) en Charles (1887-1917) burgemeester. De laatste is tegelijkertijd burgemeester van Reek. Dat kan makkelijk in die dagen. Ook de veldwachter wordt met Reek gedeeld. Wel zo voordelig.
In 1897 is de commissaris der koningin op werkbezoek en hij is content. De administratie is op orde en de gemeentekas ook. Velp is het dorp van de kloosters en daar is het gemeentebestuur niet altijd blij mee. Met name de jezuïeten zijn nogal vrijgevig aan de armen. Dat lijkt voordelig voor de armenkas van de gemeente, maar die aanzuigende werking bevalt niet. In korte tijd vestigen zich in 1902 tien arme gezinnen in Velp. Die weten dat aan de poort van het klooster nooit nee wordt verkocht als ze om een boterham vragen.
Onder Charles Gervers ontstaat er tweespalt. Die van rechts van de rijksstraatweg kunnen het niet vinden met die van links. De benoeming van een nieuwe gemeentesecretaris – in die tijd de enige ambtenaar en dus behoorlijk machtig – doet de gemoederen hoog oplaaien. Gervers ruziet ook met de pastoor over de plaats waar de nieuwe kerk moet komen. Pas als in 1917 Louis Ficq burgemeester wordt, komt er rust in de tent. Ook Ficq doet het ambt parttime, hij is ook burgervader in Grave.
Als de moderne tijd nadert, wordt het ook in Velp duidelijk dat een kleine gemeente zonder extra inkomsten de broek moeilijk kan ophouden. Velp heeft, anders dan andere gemeenten, nauwelijks grond om te verpachten. Rond 1905 moet er dringend een nieuw schoolgebouw komen. Maar de 8.500 gulden die een tweeklassig schooltje gaat kosten, kan de gemeente niet ophoesten. Uiteindelijk komt de school er wel, maar voor fatsoenlijk meubilair is geen geld.
Halverwege de jaren dertig staat Velp er financieel wel gezond voor. Dat zegt afgevaardigde Piet van Haren als hij in Den Bosch tijdens inspraak komt pleiten tégen de herindelingsplannen van GS: ‘Er is maar 14 duizend gulden schuld en afgezien van de secretaris en de burgemeester hebben we geen ambtenaren die we loon moeten betalen. Dus kunnen we makkelijk zelfstandig door.’ Zal best. Maar Grave wordt weer garnizoenstad. Er moet een kazerne worden gebouwd en de armzalige 400 ha van Grave zijn goeddeels al volgebouwd. Velp moet bij Grave komen, maar Velp verzet zich: het landelijke karakter van de dorpeling past niet bij de stadse mentaliteit, zeggen ze. ‘De dag van samenvoeging zal een dag van rampzaligheid worden.’ In 1938 komen GS met een nieuw plan: Velp splitsen: oostelijk van de nieuwe kerk naar Grave, de rest naar Schaijk. Oei. Dat valt helemaal verkeerd, zo’n hechte gemeenschap in tweeën delen. Dan komt de Duitse bezetting en heeft niemand het meer over inspraak. Op 29 juni 1942 stuurt binnenlandse zaken een telegram: op 1 juli wordt de grens gewijzigd: Velp gaat in zijn geheel naar Grave. Punt uit.
Illustratie: Het gemeentewapen van Velp, zoals het werd vastgesteld door de Hoge Raad van Adel op 16 juli 1817.
