Op zoek naar goede bedoelingen. Als wethouder Peperzak in de krant uitlegt waarom Gennep regels stelt aan de huisvesting van arbeidsmigranten, vind ik ze. Verbieden dat huisbaas en werkgever dezelfde zijn, daar hebben Pool en Roemeen baat bij. Een knecht die in het huis van de baas woont? Moet je niet willen. Klaagt de knecht over de haperende verwarming, krijgt ie de volgende dag de kloteklusjes. Of ontslag.
Gennep wil ook fatsoenlijke huizen. Niet met zijn allen op een paar vierkante meters, een wc die je kunt doorspoelen. Doodnormale, goedbedoelde zaken dus.
Ingewikkelder wordt het als ik lees dat de gemeente het aantal huizen voor migranten tot een maximum wil beperken. Ze krijgen een warm onthaal, als het er maar niet te veel zijn. Maar de arbeidsmarkt bepaalt het getal, niet de overheid.
Gennep wil ze ook niet in dezelfde wijk hebben. Het woord ‘getto’ is uit de mond van de wethouder opgetekend, en, ondanks dat het in dezelfde ademstoot is ingetrokken, het is gehoord.
Glad ijs. Eén van de rechten van de mens is: vrij zijn om te wonen waar je wil. Als de familie Flodder de Staatsloterij wint en op de Logterberge wil wonen, dan mag dat. Om probleemwijken te voorkomen, mag je het recht inperken. Onder voorwaarden. Maar wanneer is een wijk een probleemwijk? Als een andere taal dan het Genneps er de voertaal is?
Het aanjaagteam van Emile Roemer gaf een helder advies: ‘Zorg dat arbeidsmigranten gelijkwaardige, volwaardige deelnemers van de samenleving worden.’ Eerlijk loon, ziektekostenverzekering.
Wat is een getto? Een arme, etnische wijk. Belangrijkste kenmerk? Niet dat de bewoners dezelfde taal spreken, maar dat ze geen nagel hebben om hun gat te krabben.