Aflevering 91 van Sprekend Verleden
Louise Claassens (19) hoort op zaterdagmorgen 12 september 1942 in de winkel van bakker Van Rooij in Mill kinderen huilen op straat. Ze kijkt door de etalageruit. Daar rennen enkele peuters, de één schreit nog harder dan de ander, hun gezichtjes vertrokken van angst. Ze komen uit de richting van het defensiekanaal. Er zal toch geen ongeluk gebeurd zijn? Louise haast zich de winkel uit.
Ze schrikt zich een hoedje als ze onder de brug in de Langenboomseweg een kind ziet drijven.
Ze is niet de enige die op het gehuil is afgekomen. Voerman Grad Coenen (31) is al van zijn bok gesprongen. Louise ziet hoe hij zonder aarzelen gekleed het water inspringt. Aan de overkant verschijnt een man met een schop. Het is Johannes Meijer (52), een walsmachinist uit Hoogeveen die in Mill aan het werk is. Coenen duwt het levenloze kind in de richting van de kant, waar Meijer het met zijn schop naar zich toehaalt. Hij legt de peuter in het gras.
Louise aarzelt geen seconde. Ze heeft op de huishoudschool in Boxmeer geleerd hoe je ‘schijndoden’ tot leven kunt wekken met kunstmatige ademhaling. Ze gaat boven het hoofdje van de jongen zitten en buigt zijn armpjes op en neer. En ze telt heel rustig: honderd-en-één, honderd-en-twee…
Ondertussen voltrekt zich een tweede drama. Grad Coenen is onder het water verdwenen. Op de brug staan een man of tien hulpeloos toe te kijken. Misschien bevroren in angst, onwetend wat te doen. Daar komt Thij de Vet (19) aangestormd. De jongeman bedenkt zich geen moment. Zwemmen heeft hij niet geleerd, maar angst kent de vrijwillige brandweerman niet. Hij loopt het water in en waadt naar de plek waar Coenen kopje onder is gegaan. Met zijn voeten tast hij de bodem af. Hij staat al tot aan zijn nek in het water als hij weerstand voelt. Hij haalt diep adem en bukt zich. Zijn handen graaien en met succes. Ze grijpen in de haardos van de ongelukkige voerman en trekken de drenkeling het water uit.
Daar ligt Grad Coenen dan. Met opgezwollen, blauw gezicht. Thij herkent zijn plaatsgenoot niet eens. De vrouw van de burgemeester, Anna van Nispen tot Sevenaer, legt haar jasje onder de schouders van de drenkeling en dan begint ook De Vet aan kunstmatige ademhaling. Wat een geluk dat hij afgelopen zomer zijn EHBO-diploma heeft behaald.
Korte tijd later gaat een zucht van verlichting door de omstanders. De drenkelingen ademen weer. Dokter Arntz is inmiddels gekomen en constateert dat beiden met de schrik vrijkomen. Hij stuurt ze naar huis, voor de broodnodige rust. Het jongetje heet Lambert Hermens (3); hij was samen met andere peuters bij het kanaal aan het spelen en erin gekukeld. Coenen roept dat hij zijn portemonnee kwijt is.
Voor hun heldhaftig optreden ontvangen Thij de Vet en juffrouw Claassen respectievelijk de zilveren en bronzen medaille van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen. De Vet krijgt ook 40 gulden. Coenen krijgt een bronzen medaille van het Carnegie Heldenfonds. En zijn portemonnee. Veldwachter Van Dijk weet die op te dreggen. De 158 gulden en 11 centen zitten er nog in.
Bij de foto: Links de medaille die de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen uitreikt, rechts die van het Carnegie Heldenfonds.
Geraadpleegde bronnen:
- archief gemeentebestuur Mill en Sint Hubert
- carnegiefonds.nl
- drenkeling.nl
- Het Oranje Kruis-boekje, handleiding tot het verlenen van eerste hulp bij ongelukken, 1939