Aflevering 78 van Sprekend
Arnold Willems (51) is ten einde raad. Op 1 februari (1871) had de boer uit Oploo de rente van de hypotheek moeten betalen. Met zijn boerderij aan de Blauwenhoek als onderpand heeft hij van Jacobus van der Voordt uit Beugen 2.600 gulden geleend. Van de Voordt is een van de geldschieters van de regio. De Beugenaar heeft ruim 26.000 gulden uitstaan bij twintig boeren en strijkt jaarlijks 5 procent rente op.
Arnold had op 1 februari de centen niet. De tijd gaat dringen. Als Van de Voordt zich van zijn kwade kant laat zien, kan hij Arnold tot verkoop dwingen. Er is nóg een schuldeiser die Arnold liever te vriend houdt: notaris J.J. Verbunt uit Boxmeer. Van hem heeft Arnold vee gekocht. De notaris krijgt nog 187,20 gulden.
De boer ziet nog maar één uitweg. Vandaag, zondag 12 maart, moet het gebeuren. Zijn hoogzwangere vrouw is zojuist naar de vroegmis vertrokken. Zijn dochter en drie zoons zijn thuis gebleven. Dat komt goed uit, hij heeft de handjes dadelijk hard nodig. Eerder van de week, woensdag was dat, heeft hij Willemina wijs gemaakt dat er vreemd volk rondhing op de deel van de boerderij. Ze is zo verstandig geweest om alles van waarde naar het voorhuis te verplaatsen. Dat scheelt zo meteen veel werk.
Als Willemina uit zicht is, pakt hij drie lucifers uit het schoorsteengat, gaat naar de schuur en steekt enkele strobalen in brand.
Dan roept hij zijn dochter, Catharina. Hij wijst op de brand en vraagt haar zo snel als ze kan de meubels uit het voorhuis te slepen. Zijn veestapel – niet meer dan een koe, twee varkens en een schaap – haalt hij zelf uit de stal. Hij stuurt zijn zoontjes met de dieren naar de buurman, Hendrik van Mill.
Nu wordt het tijd om heel hard ‘help, brand!’ te roepen. Maar hulp blijft voorlopig uit.
Staand tussen het huisraad op het erf, ziet hij toe hoe het vuur zich gretig een weg baant door huis, stal en schuur. In zijn hoofd tollen de getallen. Die van de schulden, maar ook die van de verzekering. Het huis is voor 800 gulden verzekerd, de inboedel brengt 700 gulden op.
Als de buurt eindelijk op de rookpluimen afkomt, valt er weinig meer te redden.
Op zaterdag de 18e doet de Graafsche Courant verslag van de brand die zondagochtend de boerderij in de as legde. De krant schrijft onverholen over het gerucht dat de brand uiterst verdacht is. Dat het huis van Arnold Willems al twee keer eerder afbrandde, op 16 mei 1860 en en 12 mei 1867 en dat veel waardevolle voorwerpen tijdig uit het huis gehaald waren.
De politie pakt Arnold op en het duurt niet lang of hij bekent schuld. De rechters in Den Bosch hebben weinig clementie en veroordelen hem tot zeven jaar celstraf, twee méér dan het Openbaar Ministerie had geëist. Ze bevelen ook dat het vonnis door middel van een aanplakbiljet in de gemeente Oploo c.a. bekend moet worden gemaakt.
Willemina wordt door familie opgevangen. Zes weken na de brand bevalt ze van een zoontje. Ze noemt hem Martinus. Arnold zal het mannetje nooit zien. Terwijl hij in het tuchthuis in Leeuwarden zijn straf uitzit, sterft het jongetje, twee jaar oud.
Bij de illustratie: De bekendmaking van de straf die Arnold Willems kreeg, aangeplakt in Sint Anthonis. Bron: BHIC Den Bosch
Geraadpleegde bronnen:
- rechtbankverslagen gerechtshof Den Bosch
- burgerlijke stand gemeente Oploo c.a.
- Graafsche Courant van 18 maart 1871
- notarisakten Boxmeer
- gevangenisregister Den Bosch