Aflevering 73 van Sprekend Verleden
In 1864 is Cuijk het toneel van een heuse rel tussen de burgemeester en de marechaussée. Een ruzie die binnenskamers blijft, maar de verhoudingen tussen bestuur en politie op scherp zet. Het gedoe begint als in januari een circus neerstrijkt in het dorp.
Nou ja, circus… Het is een paardenspel, een rondreizende attractie die je als voorloper van het circus kunt beschouwen. Gedresseerde paarden die in een tent hun kunsten vertonen, meer is het niet. Maar voor de eenvoudige burgers, boeren en buitenlui is het een geliefde afleiding. Komt dat zien!
De eerste die zich roert, is de bewaker der zedelijkheid: meneer pastoor. Julianus Bogaers is er als de kippen bij om zijn zorgen kenbaar te maken bij de burgemeester. Hij schrijft op 16 januari een briefje. De man van het paardenspel is aan de deur geweest. Hij heeft hem geadviseerd naar een grotere plaats te gaan, zoals Grave. Ook heeft hij hem gezegd dat hij als pastoor het wereldse vermaak niet kan verbieden. Maar vanaf de kansel zal hij zijn schaapjes oproepen niet naar de tent te gaan als hij ook maar het geringste idee krijgt dat er onzedelijke handelingen worden verricht, alcohol wordt gedronken of het tot nachtbraken leidt. De pastoor betreurt dat de burgemeester al vergunning heeft verleend. Kan die er alsnog voor zorgen dat er alleen overdag voorstellingen worden gegeven?
Dat kan burgemeester Gerardus van den Bosch echter niet. Het paardenspel krijgt vergunning om tot 6 februari zijn tent op te slaan op het erf van de herberg van Jan Hoesen en tot die datum trucs te vertonen.
Op 7 februari wordt de burgemeester onrustig. De geldigheid van de vergunning verloopt, maar hij vreest dat het paardenspel nog niet is uitgespeeld. Hij laat een officieel document opstellen waarin burgemeester en wethouders de marechaussée uit Boxmeer opdracht geven te beletten dat het circusje nog voorstellingen geeft.
De paardenman breekt de volgende dag zijn tent af. Vermoedelijk is het Hein Blanus geweest, eigenaar van een populair rondreizend paardenspel. Maar misschien was het Oscar Carré, die later in Amsterdam het beroemde circustheater zal oprichten.
Iedereen tevreden? De burgemeester niet. Hij is des duivels en schrijft op 8 maart een brief aan de officier van justitie in Den Bosch. De marechaussée had hem namelijk laten weten de opdracht níet te zullen uitvoeren. Gelukkig is het paardenspel uit zichzelf vertrokken, maar zo niet, dan had de burgemeester mooi in zijn hemd gestaan. Wat vindt justitie van die ongehoorzaamheid?
De officier gooit olie op het vuur. Een marechaussée hoeft niet blindelings uit te voeren wat een burgemeester wil, schrijft hij. En het besluit van B en W was niet rechtsgeldig.
Van den Bosch zoekt het hogerop. Hij schrijft naar de minister van justitie. Die zal toch wel met hem eens zijn dat híj, als hoofd van de politie, de marechaussée opdrachten mag geven? Zuinigjes laat de minister weten dat de burgemeester inderdaad hoofd van de politie is. Maar de politie hoeft geen bevelen op te volgen als die niet rechtsgeldig zijn genomen. En daar moet de burgemeester het mee doen.
Bij de illustratie: Het paardenspel van Blanus in 1867 op de Nieuwmarkt in Amsterdam, naar een schilderij van R. Craeyvanger in het Stedelijk Museum.
Geraadpleegde bronnen:
- archief gemeentebestuur Cuijk en Sint Agatha (BHIC)
- Graafsche Courant van 22 februari 1862
- Rosendaalsche Courant van 3 maart 1867