Aflevering 2 van Bevrijding Stap voor Stap. Eerder verschenen in dagblad De Gelderlander.
Ze zijn er, de bevrijders! Nou ja, nog niet hier. Maar ze zijn eindelijk de Nederlandse grens over. Dat was dinsdagmorgen (12 september 1944), rond een uur of tien. Het waren Amerikanen, van de 90e Infanteriedivisie (Old Hickory) die de grens passeerden. Niet in West-Brabant, zoals iedereen dacht dat zou gaan gebeuren, maar in Zuid-Limburg. Mesch, zo heet het gehucht, er wonen amper 250 mensen, is het eerste Nederlandse dorp dat bevrijd is. Het zal nu wel niet lang meer duren.
Ze worden zenuwachtig, de Duitsers. Ze rijden af en aan. Colonnes rijden door Wanssum. Ze stelen ook als de raven. Geen fiets is heilig, vee nemen ze mee de grens over. De pastoor van Beugen, Bernardus Verhoeven, heeft voor de zekerheid zijn wijn verstopt. Major pars vinorum nostrorum absoudimous in horto adjuvande custode ecclesiae A Daniëls, zo heeft ie het opgeschreven in zijn kroniek. Dat koster Daniëls de flessen in de tuin heeft verborgen.
De Duitsers willen dat alle Nederlandse mannen helpen bij het versterken van hun verdedigingslinie. Ze plukken je gewoon van straat. Duwen je een schop in de hand en dan kun je aan de slag. Loopgraven, anti-tankwallen. Schanswerken, zo noemen ze dat. Nu heeft de burgemeester van Cuijk een bekendmaking gedaan, het biljet hangt aan het gemeentehuis. Alle mannen tussen de 15 en 60 moeten zich vrijdagmiddag de 15e melden. Om twee uur, bij het veer. Een schop of hak meebrengen. Dat wordt graven. Als niet alle mannen komen opdraven, nemen de Duitsers het gezag over, waarschuwt de burgemeester.
De jongens van Fijneman vertikken het. Henk (21), Kees (18) en de tweeling Jan en Stef (15) duiken samen met vader (56) onder. Laat de Duitsers zelf maar graven. Meester Van Zwam in Linden had plek voor de weigeraars. Onderduiken dus.
Misschien zitten er inmiddels meer mensen ónder dan boven de grond. Wie niet wil werken in de Duitse fabrieken. Wie geen loopgraven wil graven. Wie het stempel ‘joods’ op zijn persoonsbewijs heeft staan en wie bij het verzet zit. Ze houden zich schuil op zolders en in kelders, in stallen en kippenhokken. In Gennep houden zich twee jongemannen schuil die er het beste van maken. Ze hebben zelfs een onderduikerslied geschreven (foto).
Sommige ‘duikers’ kunnen zich redelijk vrij bewegen omdat ze een vals persoonsbewijs hebben. Hoe ze daar aankomen? Er zijn dappere ambtenaren die er stiekem voor zorgen. Marius Verdijk (36) uit Beugen bijvoorbeeld. Nu niet meer, de NSB-burgemeester heeft hem van de zomer verraden. Maar tot die tijd werkte hij op het Boxmeerse gemeentehuis. Persoonsbewijzen afgeven, dat was zijn taak. Hij drukte er af en toe wat achterover, zodat er valse foto’s en namen op gezet konden worden.
Ze hebben Marius weggevoerd. Het schijnt dat ie in een Duits kamp zit. Als ie maar heelhuids terugkomt…
Nee, dat kwam hij niet. Na een verblijf in kampen te Oraniënburg, Brunswijk en Ravensbrück belandde hij in het kamp van Malchow. Op 21 mei 1945, drie weken nadat het kamp door de Russen werd bevrijd, overleed hij daar aan de gevolgen van dysenterie.
Bij de foto: Duikelaarslied, uit het onderduikers-dagboek van Andries Thijssen.
Gebruikte bronnen:
- Brabants Historisch Informatie Centrum
- Oorlogsdagboek pastoor Bernardus Verhoeven te Beugen
- Oorlogsdagboek Piet van Els te Wanssum
- Onderduik-dagboek van Andries Thijssen uit Gennep
- Tot Frontgebied Verklaard, Geurt Franzen & Guido Siebers (2019)