Honderd jaar geleden haalden onze zuiderburen opgelucht adem. Op 11 november 1918 was in een bos bij Parijs de wapenstilstand ondertekend die een einde maakte aan wat we later de Eerste Wereldoorlog zouden noemen. Duizenden Belgen gedood of op drift geraakt, dorpen verwoest, de Vlaamse akkers doordrenkt met bloed.
Eerder gepubliceerd in het zaterdagmagazine FD Persoonlijk van het Financieele Dagblad op zaterdag 3 november 2018
Niet voor elke Belg was het feest. Een adellijke familie kreeg het benauwd. Een geslacht van hertogen die als veldheren en diplomaten én als ondernemers en kunstliefhebbers faam hadden verworven. Die paleizen hadden gebouwd, parken hadden aangelegd, maar ook land hadden veroverd op de Westerschelde: polders waarvan de vruchtbare grond werk en welvaart voor velen had gebracht. Een familie die een belangrijke stempel had gedrukt op zowel de economische als culturele opgang van het jonge koninkrijk: de familie Van Arenberg.
De schade was enorm, de economie lag op zijn gat en het zou nog wel even duren voordat Duitsland aan schadevergoeding toekwam. Op zoek naar fondsen keek de Belgische regering om zich heen. Wie was er eigenlijk een èchte Belg? Bij wie stroomde Pruisisch bloed door de aderen en kon een deel van de schuld in de schoenen geschoven worden? Juist ja, bij die van Van Arenberg.
Het hertogdom heeft zijn roots in Rijnland-Palts en een Duitse oorsprong kan de familie moeilijk worden ontzegd. Al in de twaalfde eeuw stond daar de burcht Aremsberg. Maar de adel liet zich niet lijdzaam in het keurslijf van een nationaliteit persen. De Europese adel verkreeg aanzien en rijkdom over natuurlijke en niet-natuurlijke grenzen heen. Soms met het zwaard, soms door een ring over een vinger te schuiven. Adel had geen nationaliteit nodig om een identiteit aan te ontlenen.
De regering zag in de onduidelijke nationaliteit echter een stok om mee te slaan. Al was er op het vlak van de loyaliteit niets aan te merken geweest, de ‘Duitse’ Van Arenbergs moesten dokken. Hun kastelen en akkers moesten worden omgezet in klinkende munt ten faveure van de Belgische staatskas. Sekwestreren, zo noemden onze zuiderburen die inbeslagname deftig. Klinkt beter dan afpakken.
Ook de kunst moest onder de hamer. Werk van de allergrootsten dat de hertogen in de loop der eeuwen hadden verzameld. Voor een expositie in Düsseldorf, in 1904, had de hertog maar liefst negen Rembrandts ter beschikking gesteld. Tot de collectie behoorden schilderijen van Steen, Goya, Rubens en Dürer.
De Van Arenbergs gaven zich niet zomaar gewonnen. ‘In Pruisen ben ik Pruis, in België ben ik Belg. Kortom, ik ben een Arenberger!’, zei hertog Engelbert-Marie. Een jarenlang juridisch steekspel was het gevolg. Toen die tweede grote oorlog voor de deur stond, waren nog lang niet alle claims afgehandeld. Maar de Duitse laars die België opnieuw onder de voet liep, overschaduwde het sekwester. Eind 1945 kwam er nog een definitief rapport van het Hof van Beroep dat de familie in het gelijk stelde. Weinig relevant nog op dat moment: veel kunstschatten waren tussen de twee wereldoorlogen geveild, veel land had nieuwe eigenaren gekregen. Zoals de Hedwigepolder, dat stukje land dat Nederland zo graag onder water ziet verdwijnen.
Na de oorlog normaliseerden de verhoudingen. De Van Arenbergs zijn weer een gerespecteerde adellijke familie die economische en maatschappelijke functies bekleden die ertoe doen. De huidige hertog, Leopold Engelbert van Arenberg (1956), is internationaal effectenmakelaar en maakt zich sterk voor een Europees cultureel ‘Marshallplan’. Een streven waarin je die oer-gedachte over adel en nationaliteit nog steeds kunt horen doorklinken, als je dat wilt.
Wie de route ontrafelt die Leopolds voorouders hebben afgelegd, leest een familiegeschiedenis met ups en downs. Er waren vreemde vogels bij. Wrede types ook. Wat te denken van Willem met de Baard, de derde zoon van Jan van der Marck-Arenberg. Hij speelde een bedenkelijke rol bij de strijd om Luik in de vijftiende eeuw. Willem stak de abdij van Saint-Laurent Momalle in brand en maakte de bisschop van Luik eigenhandig een kopje kleiner. Wandaden die hem de titel ‘Zwijn der Ardennen’ opleverden. Uiteindelijk rolde zijn eigen hoofd ook en wel op het schavot van Maastricht, op 18 juni 1485.
Wreed was ook zijn verre nazaat, prins Prosper von Arenberg. Die vermoordde in 1899 in wat nu Namibië heet een vermeende veedief. Hij stak zijn bajonet in de nek van het slachtoffer en, volgens een krant uit die tijd ‘porde ermee tot in de hersenen’. Prosper werd veroordeeld tot de dood, maar de Duitse keizer maakte er gevangenisstraf van. Door toedoen van zijn invloedrijke familie kwam Prosper er uiteindelijk met een kort verblijf in een sanatorium vanaf. Hij was immers ontoerekeningsvatbaar, zo verklaarden getuigen. Die hadden hem als kind al de poten van katten zien afsnijden.
Schandalen waren er ook. Zoals het volksoproer in mei 1888 in Brussel, toen hertogin Ludmille van Arenberg trouwde met prins Charles de Croy. Bruiloftsgasten werden in de straten uitgejouwd en belaagd omdat beide families – vooraanstaande katholieken – het kerkelijk huwelijk met veel meer praal omkleedden dan het burgerlijk huwelijk. ‘In gewoon toilet’, noteerde een krant, had het bruidspaar zich op het stadhuis vertoond. Terwijl het huwelijk in de kerk had geleken op een sprookje uit Duizend-en-een-nacht.
Brussel werd verscheurd door een strijd tussen katholieken en liberalen. De katholieke pers gaf de liberale burgemeester de schuld. Die had meer politie moeten inzetten. Tien jaar later verschijnt er echter een andere lezing in de kolommen. De hertogin Van Arenberg krijgt zelf de schuld. Ze had de ambassadeurs van Oostenrijk-Hongarije en Italië niet uitgenodigd omdat ze joods waren. Deze diplomaten zouden ‘woelige studenten’ hebben opgehitst om de bruiloft te doen verstoren. De morele weegschaal over het geslacht Van Arensberg komt in balans als je optelt wat de familie door de jaren heen heeft betekend voor economie en maatschappij. Er werden polders aangelegd, kloosters onderhouden en werk geschapen voor heel veel Belgen. Dankzij de goede neus van de hertogen zijn veel kunstwerken uiteindelijk in Belgische musea beland.
Dan zijn er nog de goede werken van de blinde hertog. Louis Engelbert van Arenberg (1750-1820) zou het licht nooit meer zien nadat hij rond zijn twintigste tijdens een jachtpartij een schot hagel in zijn gezicht kreeg. Een handicap die de goede man er niet van weerhield het nodige te doen voor kunst en wetenschap. Een mecenas pur sang, die opdrachten gaf voor fraaie parken, kloosters en paleizen, maar ook loodmijnen exploiteerde. Hij was het die in 1783 de universiteit van Leuven opdracht gaf een gas voor luchtballonnen te ontwikkelen. Dat lukte. Op 21 november 1783 steeg een luchtballon op gevuld met het nieuwe steenkoolgas. Plaats van handeling was, uiteraard, de kasteeltuin van de blinde hertog. Die het vooral van de ooh’s en aah’s van zijn gevolg moest hebben. Dat de ballon écht opsteeg, moest hij maar geloven.