Wat zal Magere Hein gegrinnikt hebben bij het lezen van Het verzuim van de dood van José Saramago. Daarin laat de schrijver de dood besluiten een werkstaking te houden. En wat zal Hein hem van de week hebben toegefluisterd, vlak nadat de klop aller kloppen op Saramago’s huisdeur had geklonken en de dood zijn knokige hand op de schouder van de 87-jarige schrijver legde? ‘Mooi geprobeerd, José, maar ik kan voor jou geen uitzondering maken.’ Zoiets. Ik vond het een geniale vondst, die geschiedenis over de stakende dood, die als geen ander literair werk zowel het gesukkel van het leven zelf als het zinloze verzet tegen het einde ervan aan de kaak stelde. Ironie, dat was Saramago’s wapen. En wat beheerste hij zijn degen goed. Iedereen kent hem van Memoriaal van het klooster of De stad der blinden. Meesterwerken allebei, maar zijn minder bekende werken zijn er niet minder goed om. Ironie, een ongeëvenaarde fantasie en paginalange zinnen. Dat waren zijn kenmerken en dat is waarom ik zijn werk bewonder. Wie verzint er nou dat het Iberische schiereiland zich losrukt van Europa en een eigen koers gaat varen? Wie komt er op het idee de tocht van een olifant door de middeleeuwen te beschrijven? Een stad waar langzaam iedereen blind wordt? Een stad waarvan de bewoners tijdens de verkiezingen zonder dat ze het hebben afgesproken blanco stemmen? Een labyrint waar de namen van doden zijn opgeslagen? Geen ander dan Saramago had zoveel fantasie. Zelfs de dood niet: die kon ‘m uiteindelijk alleen maar halen.