Sybille vindt dat Beerseke er maar luchtig over doet, over dat artikel in het regionale ochtendblad. Ze leest het voor terwijl ze aan het ontbijt zitten. Een vrouw, lid van de milieuvereniging van Meerwyck, had net op het moment dat Willy Muntje bij het voormalige ziekenhuis met spuitbussen in de weer was geweest, haar inspectietocht gemaakt langs de nesten van vleermuizen. Ze had eerst een foto gemaakt met haar mobieltje en was toen op Muntje afgestapt. Het had niet veel gescheeld of de dame in kwestie had zelf een lading vergif in haar ogen gekregen. Met de foto was ze naar de krant gestapt. De politie had tegen de verslaggever gezegd dat de dader geen onbekende voor hen was en aan de tand zou worden gevoeld.
‘Och’, zegt Beerseke. ‘Ik ontken gewoon dat ik er iets mee te maken heb. Als Muntje een boete krijgt, is die voor mijn rekening.’
‘Maar die arme beesten dan? En je naam! Dat geeft toch een verkeerd beeld voor de start van Nostalgia?’
Beerseke haalt zijn schouders op. ‘Niets aan de hand, Syb. Het wordt fantastisch, vertrouw me nu maar.’
Hij zit goed en wel in de auto of daar gaat de telefoon. Beerseke wil eigenlijk niet opnemen, het is vast een journalist of een andere zeikerd die zijn plannen wil dwarsbomen, maar hij ziet net op tijd dat het zijn zoon is.
‘Hé Kevin. Bel jij je oude heer ook nog eens een keer. Om te feliciteren zeker? Met Nostalgia. Dank je, jongen.’
‘Pa. Ik zit in de problemen.’
Het zou eens niet, denkt Beerseke. ‘Wat nu weer?’
‘Ik eh…. zit op het politiebureau, hier in Groningen. Het is een beetje misgegaan met de ontgroening. Ik kon er niks aan doen…’
Beerseke zet zijn auto aan de kant. Terwijl hij hoort hoe zijn zoon hakkelend uit de doeken doet hoe de ontgroening van een nieuwe lading kandidaten voor het studentendispuut, waarvan Kevin voorzitter is, uit de hand was gelopen, voelt hij de steken in zijn borst weer. Al een paar weken waren ze weggebleven, nu keren ze in alle hevigheid terug. Een studente had iets te gulzig van de paddenstoelen gesnoept en vervolgens gedacht dat ze net als Jezus over het water kon lopen. Ze was zó de gracht ingestapt en levensgevaarlijk gewond geraakt toen ze met haar hoofd tegen een dukdalf was gekomen. De preses van het dispuut, Kevin dus, werd verantwoordelijk gesteld. Of pa een advocaat kon regelen. ‘Et cetera’.
‘Et cetera?’ Beerseke zucht luid. ‘Wat ben je toch een lambal. Waarom lijk je niet wat meer op mij dan op je moeder?’
Ik zal het wel weer rechtbreien, denkt hij, als hij opgehangen heeft en de auto weer start. ‘Zoals ik altijd alles wel weer oplos.’
Even schiet een nare gedachte door zijn hoofd. Die vleermuizen, zijn onbesuisde zoon, die steken… Het zal toch niet zo zijn dat hij met de koop van het ziekenhuis het onheil over zich heeft afgeroepen…. Dan wuift hij het weg. ‘Alles komt goed.’
Hij koerst naar het oude ziekenhuisterrein dat binnenkort van hem is. Met de architect, Jakobsen, gaat hij een plek uitzoeken voor het grote informatiebord over Nostalgia. Als hij bijna op de plaats van bestemming is, gaat de telefoon opnieuw.
‘Wat nou weer?’
‘Beer? Freddy hier, van de Freule. Ik heb Jakobsen hier over de bar hangen. Laveloos. Hij zegt dat hij een afspraak met je had…’
Wordt vervolgd