Het zijn allemaal kleine eilandjes, denkt Willy Muntje. Geen villa is hetzelfde, maar ze hebben allemaal een gladgeschoren gazon voor het huis en een joekel van een oprit. En een manshoge beukenhaag om de achtertuin zodat vrouwlief topless kan zonnebaden. Spotjes in de onderkant van de boeiboorden, zogenaamd omdat het in de mode is, maar feitelijk bedoeld om inbrekers af te schrikken. Die eilandbewoners bemoeien zich alleen maar met elkaar, denkt Muntje. “Ik wed dat ze niet eens weten hoe hun buren heten”, zegt hij zachtjes. Dan moet hij grinniken. Eigenlijk is het ook om te lachen. Dat er om negen uur ’s morgens op een doordeweekse dag een tractor met een gierton staat, in een straat in een villawijk als dit. Je zou op zijn minst verwachten dat iemand zijn wenkbrauwen ophaalt. Maar achter de ramen wordt geen gordijntje opzij geschoven. Er is geen mens die zich iets van deze kolossale landbouwmachine aantrekt. Zojuist liet een dametje haar labradoodle uit. Terwijl de hond nieuwsgierig aan een tractorband snuffelde, liep de vrouw de trekker voorbij zonder ook maar een moment op te kijken. Ze zag Muntje niet eens zitten, terwijl hij de rook van zijn sigaret door het openstaande raam van de cabine naar buiten blies. “Stumperds. Rijke stumperds.”
Het wachten is op mevrouw Crans. De zilvergrijze Audi A8 van de heer des huizes was al van de oprit verdwenen toen Muntje een uur geleden de trekker schuin tegenover het huis parkeerde. De twee pubers kwamen om half negen van de oprit gefietst, op weg naar school, hun blik gericht op het beeldscherm van hun telefoontjes. Die hadden ook al niks in de gaten. Hij kijkt op zijn horloge. Ze kan nu elk moment naar buiten komen, de sporttas achterin haar cabrio gooien en wegrijden, de wijk uit, naar de sportschool. Dat doet ze twee keer per week, weet Muntje, die het doen en laten van het gezin een hele week heeft gevolgd. Een klusje voor Smeenk Beerseke moet de perfectie niet alleen benaderen, die moet perfect zíjn. Beer duldt geen half werk en afgezien daarvan: hij is het aan zijn vriend verplicht. Beerseke heeft Muntje al meer dan eens uit de narigheid geholpen, soms door zijn contacten aan te spreken, meestal door een bedrag over te schrijven op Muntjes structureel geplaagde rekening. “Smeenk Beerseke is gewoon een topgozer, punt uit”, zegt Muntje.
Dan hoort hij geluid. Het wiep-wiep van een autoportier dat van afstand wordt ontgrendeld. Mevrouw Crans verschijnt om de hoek, gehaast als altijd. Ze gooit haar tas achterin en scheurt van de oprit af. Muntje tikt zijn sigaret door het raam, start de trekker en draait de gierton achteruit de oprit van de familie Crans op. Laat dat maar aan Muntje over, zo’n machine bedienen. Zijn vader was boer en hij zat zelf al op zijn tiende op een trekker. Hij moest wel, want pa zette elke ochtend na de eerste voerbeurt van de varkens zijn eerste halve liter al aan de mond.
Hij zet de trekker op de handrem, springt eruit en loopt om de gierton heen, naar de zijgevel van het huis. Niemand kan hem hier zien. Met de meegebrachte hamer slaat hij het raam in en dan schuift hij de dikke slang door de opening. Zijn hand gaat naar de hendel die de pomp in werking zet. Hij ruikt de gier. Heel even is er dat beeld van vroeger. Samen met pa een rondje door de stal. Hij schudt het beeld weg en haalt de hendel over.
Wordt vervolgd