‘U bent in de lift niet goed geworden. Hallo, hoort u mij?’
Beerseke wil zich oprichten, twee handen duwen hem terug op het bed.
‘Waar ben ik?’
‘Op de eerste hulp van het ziekenhuis. Voor zover ik nu kan beoordelen is er niets ernstigs aan de hand. Uw bloeddruk is wel erg hoog. We gaan even een afspraak maken bij de cardioloog. Komt u maar langzaam omhoog. Ik help u wel.’
Verdomme, denkt Beerseke. Allemaal de schuld van Crans. Waarom moet die me nou weer dwarszitten. Hij laat zich in zijn jasje helpen.
‘Hoe voelt u zich?’ Een oosterse tongval. Twee koolzwarte ogen die hem nauwkeurig observeren. Een okerkleurige hoofddoek omlijst het gezicht van de jonge vrouw. ‘Komt u maar, dan loop ik met u mee naar de balie van cardiologie.’
Halverwege de gang staat Beerseke stil. ‘Laat u maar. Ik moet naar huis.’
‘Maar meneer, het is zó gebeurd, u kunt misschien vandaag al terecht!’
Hij haakt zijn arm los uit die van de vrouw. ‘Het is goed zo. Ik laat mijn echtgenote wel bellen. Ik moet nu eerst iets belangrijks doen.’
Hij draait zich om en beent met grote stappen weg, in een rechte lijn naar de uitgang, laat de verpleegkundige verbouwereerd achter.
Achter het stuur van zijn auto, terwijl de krijsende stem van Meat Loaf uit de luidsprekers klinkt, Glowing like the metal of the edge of a knife, en hij de volumeknop opendraait, daalt de kalmte over hem neer waar zijn lichaam zo aan toe is. ‘Rustig maar Smeenk, alles komt goed. Vertrouw op jezelf, vertrouw op jezelf.’ Hij herhaalt de mantra totdat de laatste tonen van het liedje uitsterven, It was long ago and it was far away…
Vertrouw op jezelf. Crans heeft hij eerder klein gekregen en dat zal nu ook weer lukken. Maar gemakkelijk zal het niet zijn. Beerseke kent de kracht van Crans als geen ander. De zoon van de lompenhandelaar is uit hetzelfde hout gesneden als hij. Op eigen kracht, met keihard werken en met risico durven nemen, heeft hij uit het niets een bedrijf uit de grond gestampt en ontzag verworven in de gemeenschap. Van de lompen via een stoffenkraam op de markt naar een winkelketen van betaalbare kleding. Crans had als een van de eersten door dat het internet dé plek was waar de jeugd zijn kleding zou kopen. Net als Beerseke doet Crans verwoede pogingen om het ontzag om te buigen in respect. Wat bij beiden niet zo wil vlotten. De elite van het dorp wil weinig weten van parvenu’s als zij. De twee self made men kunnen nog zo wapperen met bankbiljetten, vooralsnog oogsten ze enkel minachting bij de leden van de serviceclubs. Tussen hen is een bizarre concurrentiestrijd ontstaan. Beiden proberen in het gevlei van de bobo’s te komen door traditionele evenementen, die door een combinatie van geldgebrek en oubollige uitstraling op een haar na dood zijn, met een flinke zak sponsorgeld nieuw leven in te blazen. De strijd om het hoofdsponsorschap van het rondje om de kerk heeft Beerseke gewonnen, ook al leverde hem dat een fikse deuk op in zijn auto. Vervolgens moest hij knarsetandend toezien hoe het logo van Yap Yap, Crans winkelketen, megagroot op de gevel van het klooster werd geprojecteerd toen tot verrassing van iedereen in de kloostertuin het jaarlijkse bourgondische eetfestijn van de middenstand weer plaatsvond.
Als Beerseke zijn straat inrijdt, vloekt hij. Op de oprit staat een politieauto.
Wordt vervolgd