‘Voor het dorp’, zegt Theo Beerseke. ‘Dáárvoor.’ Hij leegt in één teug zijn glas en zet het met een harde klap op tafel. Dan gooit hij zijn grote werkmanshand de lucht in en wenkt naar de kastelein van de Freule. ‘Freddy, betalen!’
De cafébaas, vanwege zijn X-benen ook wel Fred-Ex genoemd, staat zuchtend op en sjokt naar de kassa.
‘Ach Theo’, zegt kleine Willy Muntje, wiens glas nog halfvol is en die nog geen zin heeft om zijn lege huis al op te zoeken. ‘Drink er nog eentje. Thuis heb je alleen maar last van je wijf. Leg het me nog één keer uit. Waarom zou je in godsnaam je kapitaal aan het dorp besteden? Koop een boot en een villa aan de Côte d’Azur, ga lekker rentenieren met Sybille. Voor het dorp, weet je wel wat je zegt? Wat heeft Meerwyck voor jou gedaan, Beer? Niks, geen moer. Nou je geld hebt, nou zien ze je ineens staan. Omdat ze een sponsor zoeken. Omdat het rondje om de kerk op sterven na dood is. Nou weten ze Beerseke wel te vinden. Ik zou zeggen: kus mijn kloten maar, ik ga naar de Middellandse Zee! Kom, nog ééntje, ík betaal. Freddy, doe hier nog twee pilsjes.’
Kreunend laat Beerseke zijn enorme lichaam terugvallen op de stoel. ‘Eentje van jou? Vooruit dan.’ Het komt zelden voor dat zijn drinkmaat een rondje geeft. Ze noemen hem niet voor niets Willy Muntje. Beerseke kan niet eens op zijn echte naam komen.
Hij draait zijn gezicht naar het raam. Buiten heerst een vroege herfst. Door zijn weerspiegelde gezicht heen – rimpels en kraaienpoten van een man van 55 -, ziet hij hoe de wind speelt met de bladeren op het plein voor het gemeentehuis. Hij rilt bij voorbaat. Hij is een beetje kouwelijk. Zo meteen moet hij er doorheen, door die schrale wind die van de rivier komt. Die de nieuwerwetse lantaarnpalen deinen doet zodat hun schijnsels grillige monsters tekenen op de plavuizen van het nieuwe plein. Tegels die schots en scheef liggen, waardoor al verschillende oude vrouwtjes door ambulancebroeders opgeraapt moesten worden.
De bomen staan in bakken, zodat ze bij een evenement weggereden kunnen worden. Hij heeft er zelf nog een gesponsord. ‘Tosti Tago’ staat er te lezen op zo’n bak. Tago! Zelfs de naam van zijn bedrijf kunnen die idioten niet goed schrijven, denkt Beerseke. Hij zucht. Zijn adem beslaat het glas.
Freddy zet twee glazen op tafel en legt Beerseke’s rekening onverschillig in het biernat. Dan buigt hij zich voorover en kijkt de twee mannen samenzweerderig aan. ‘Hebben jullie het al gehoord?’ Freddy weet altijd alles het eerste. ‘Het schijnt dat ze eindelijk een gek hebben gevonden die het oude ziekenhuis wil kopen.’
Willy Muntje haalt zijn schouders op. ‘Wie wil er nou investeren in dat van godverlaten terrein?’
Wordt vervolgd
De cafébaas, vanwege zijn X-benen ook wel Fred-Ex genoemd, staat zuchtend op en sjokt naar de kassa.
‘Ach Theo’, zegt kleine Willy Muntje, wiens glas nog halfvol is en die nog geen zin heeft om zijn lege huis al op te zoeken. ‘Drink er nog eentje. Thuis heb je alleen maar last van je wijf. Leg het me nog één keer uit. Waarom zou je in godsnaam je kapitaal aan het dorp besteden? Koop een boot en een villa aan de Côte d’Azur, ga lekker rentenieren met Sybille. Voor het dorp, weet je wel wat je zegt? Wat heeft Meerwyck voor jou gedaan, Beer? Niks, geen moer. Nou je geld hebt, nou zien ze je ineens staan. Omdat ze een sponsor zoeken. Omdat het rondje om de kerk op sterven na dood is. Nou weten ze Beerseke wel te vinden. Ik zou zeggen: kus mijn kloten maar, ik ga naar de Middellandse Zee! Kom, nog ééntje, ík betaal. Freddy, doe hier nog twee pilsjes.’
Kreunend laat Beerseke zijn enorme lichaam terugvallen op de stoel. ‘Eentje van jou? Vooruit dan.’ Het komt zelden voor dat zijn drinkmaat een rondje geeft. Ze noemen hem niet voor niets Willy Muntje. Beerseke kan niet eens op zijn echte naam komen.
Hij draait zijn gezicht naar het raam. Buiten heerst een vroege herfst. Door zijn weerspiegelde gezicht heen – rimpels en kraaienpoten van een man van 55 -, ziet hij hoe de wind speelt met de bladeren op het plein voor het gemeentehuis. Hij rilt bij voorbaat. Hij is een beetje kouwelijk. Zo meteen moet hij er doorheen, door die schrale wind die van de rivier komt. Die de nieuwerwetse lantaarnpalen deinen doet zodat hun schijnsels grillige monsters tekenen op de plavuizen van het nieuwe plein. Tegels die schots en scheef liggen, waardoor al verschillende oude vrouwtjes door ambulancebroeders opgeraapt moesten worden.
De bomen staan in bakken, zodat ze bij een evenement weggereden kunnen worden. Hij heeft er zelf nog een gesponsord. ‘Tosti Tago’ staat er te lezen op zo’n bak. Tago! Zelfs de naam van zijn bedrijf kunnen die idioten niet goed schrijven, denkt Beerseke. Hij zucht. Zijn adem beslaat het glas.
Freddy zet twee glazen op tafel en legt Beerseke’s rekening onverschillig in het biernat. Dan buigt hij zich voorover en kijkt de twee mannen samenzweerderig aan. ‘Hebben jullie het al gehoord?’ Freddy weet altijd alles het eerste. ‘Het schijnt dat ze eindelijk een gek hebben gevonden die het oude ziekenhuis wil kopen.’
Willy Muntje haalt zijn schouders op. ‘Wie wil er nou investeren in dat van godverlaten terrein?’
Wordt vervolgd