Elk geval van kindermishandeling is triest, maar die door een 39-jarige moeder uit Mill is wel heel erg schrijnend.
Het is de zomer van 1936. Op de Sint Hubertse hei in Mill woont een groot gezin. De vader, laten we hem Willem noemen, heeft als gevolg van de crisis geen werk en gaat dagelijks naar de werkverschaffing. Dat is eenvoudig werk, door de overheid georganiseerd als tegenprestatie voor een uitkering. De moeder, we kiezen ervoor haar Marie te noemen, heeft de zorg voor negen kinderen. Misschien is de negende, een jongetje dat in die zomer 3,5 jaar oud is, er wel een te veel geweest. Hoe dan ook, om de een of andere reden laat Marie’s moederinstinct haar in de steek als het om de Benjamin van het gezin gaat.
De geruchten die de rondte doen, in de afgelegen buurtschap op de hei en in het dorp, worden steeds sterker. Die geruchten, die zeggen dat Marie haar jongetje niet alleen ernstig verwaarloosd, maar ook mishandelt, komen ook ter ore van de politie. Als agenten half juli een bezoek brengen aan de kleine boerderij, concluderen die met spijt dat de geruchten waar zijn, dat er sprake is van ernstige mishandeling. ‘Een die elke beschrijving tart’, aldus een van de vele kranten die er in de volgende weken over berichten.
Marie wordt aangehouden en verhoord en de kleine Bennie belandt, na een kort verblijf in het Sint Jozefgesticht in Venlo, bij een familie in Haarlem die hem goed opvangt.
Begin december staat de moeder terecht bij de rechtbank in Den Bosch. De verhalen van de getuigen liegen er niet om. Alhoewel Marie alles ontkent, ontstaat uit de verklaringen bij de politierechter het beeld van een ontaarde moeder. De stompen en slagen die ze het jongetje toebracht, vallen in het niet bij de andere praktijken waarvan ze wordt beschuldigd. In de winter werd het jongetje op zolder opgesloten en dan moest diens 14-jarige broertje hem mishandelen. Dat had die broer tijdens het verhoor verklaard, maar tijdens de zitting trok hij zijn woorden weer in. Een ouder zusje bevestigde echter wat ook Bennie zelf, met zachte stem, tegen de rechter zei. Dat hij veel werd geslagen en veel pijn had gehad. Als Bennie opgesloten zat op zolder en zichzelf had bevuild, moest zijn broer hem net zolang slaan totdat het jongetje zijn eigen uitwerpselen had opgegeten. Politieagent Driessen verklaarde dat het jongetje er bij zijn eerste onderzoek zeer verwaarloosd uitzag. Zijn hoofd zat vol met korsten. Volgens omwonenden werd de jongen soms hardhandig het huis uitgezet en zwierf hij dan een hele dag in de regen en kou door de buurt. Hij dronk het regenwater uit de karrensporen want hij zou thuis niets te drinken krijgen.
De politierechter vond dat er voldoende bewijs was en verklaarde Marie schuldig. Hij gaf haar de hoogste straf die er voor kindermishandeling gegeven kon worden: zes maanden cel. De moeder ging in hoger beroep, maar het gerechtshof handhaafde de celstraf.