Het briefje op de foto is een bedankbriefje uit 1935. Geschreven door een jonge vrouw die kort daarvoor weduwe is geworden. De vrouw, Maria Peters-Van Os uit Berchem, bedankt de leden van het Sint Barbaragilde uit Sint Hubert. Voor de 50 gulden die ze haar hebben gestuurd.
Waarom de gildebroeders zo gul zijn? Omdat de weduwe Peters haar man kwijt is geraakt bij een noodlottig ongeval waar het gilde, zijdelings, bij betrokken is geweest.
Het is maandag, 10 juni 1935, als het drama zich afspeelt. Het is tweede pinksterdag en in Ravenstein worden de schuttersfeesten gehouden van de gildekring Land van Cuijk. Een van de schutters is lid van het Sint Barbaragilde. Maar hij heeft pech. Zijn geweer hapert. Dat bemerkt hij als hij het wapen uitleent aan een ander: het wapen ketst. De Sint Hubertse gildeman probeert het zelf ook eens. Opnieuw blijft de kogel zitten waar ie zit. Hij probeert de patroon uit het magazijn te stoten, maar dat lukt niet. ten einde raad legt hij het wapen in het gras en gaat de vorderingen van zijn medebroeders bekijken.
Na twintig minuten klinkt er een schot, uit een heel andere richting dan waar de deelnemers aan het concours staan te schieten. Een man stort tegen de grond. Hij blijkt in de borst te zijn getroffen en is levensgevaarlijk gewond. Het wapen van de man uit Sint Hubert ligt met een warme loop op de grond. Een aanwezige dokter verleent eerste hulp, maar het mag niet baten. De marechaussees rijden de gewonde naar het Nijmeegse Canisiusziekenhuis, maar nog voordat ze daar zijn, blaast Peters zijn laatste adem uit. Peer Peters, zo heet de ongelukkig. Nog niet zo heel lang geleden getrouwd met Maria van Os.
Eigenlijk had Peer, officieel Pieter Johan Peters, niets te zoeken op het schuttersfeest. Hij was geen lid van een gilde, laat staan schutter. Het Heilig Bloedsgilde uit Boxmeer had hem ingehuurd als chauffeur van een busje. Omdat hij de tijd toch moest doden, was hij het terrein maar opgegaan.
De politie stelt een onderzoek in en dat is voor justitie aanleiding om de eigenaar van het geweer aan te klagen. Die schrikt zich een hoedje. Dat geldt eigenlijk voor het hele Sint Barbaragilde. De leden komen in vergadering bijeen en besluiten unaniem als één man achter de beklaagde te gaan staan. Dat niet alleen, ze besluiten ook een jaar lang af te zien van vertering tijdens gildebijeenkomsten (bier drinken) en vijftig gulden te betalen aan de kersverse weduwe. Niet als schuldbekentenis, maar om het leed te verzachten en medeleven te betonen.
Zoals uit het briefje blijft, is de weduwe dankbaar, niet boos of verbitterd. Het is de wil van God, schrijft ze.
Op 23 januari 1936 behandelt de rechtbank de zaak. En ook al vindt de officier van justitie dat de gildebroeder uit Sint Hubert onvoorzichtig is geweest, hij vraagt toch vrijspraak. En hoopt dat schutters voortaan wat beter op hun wapens zullen letten.
Maria Peters-Van Os schrijft kortnaá de begrafenis nóg een brief aan het gilde. Dat ze bevallen is van een zoon. Ze was namelijk zwanger, toen het ongeluk gebeurde. Haar zoon noemt ze Pieter. ‘Genoemd naar mijn onvergetelijke man.’
Dit is aflevering 53 van de historische rubriek Sprekend Verleden die elke maandag in de editie Maasland van De Gelderlander verschijnt. Daarin gaat Geurt Franzen op zoek naar het verhaal achter voorwerpen en documenten die zijn overgeleverd uit de rijke geschiedenis van Oost-Brabant en Noord-Limburg.
BIJSCHRIFT:
De brief waarin de weduwe van de omgekomen gildebroeder haar dank uitspreekt voor de bijdrage van het Sint Barbara-gilde uit Sint Hubert. Foto: Geurt Franzen