Is dat geen mooi plaatje? De foto bevindt zich in het archief van het Brabants Historisch Informatie Centrum in Den Bosch en toont ons de pastoor van Rijkevoort, Joannes Franciscus Bijnen. Die was pastoor van Rijkevoort van 1886 tot 1910. Voor de koets van de pastoor staat een ezel. Niet echt een verheven rijdier voor een geestelijke, maar misschien wilde hij, net zoals Jezus, toen die op een ezel Jeruzalem binnenreed, nederigheid uitstralen. Bertje van de Ven bofte toch maar. Hij mocht de ezel vasthouden.
Van Bijnen leidde de katholieke schaapjes van Rijkevoort 24 jaar en in die periode wist hij het aanzien van de parochie flink te vergroten. Dat deed hij op twee manieren.
Zijn eerste opgave was de bouw van een nieuwe, grotere kerk. Bijnen was een echte bouwpastoor. De parochianen van Rijkevoort moesten het al bijna een eeuw doen met een vergrote kapel. Ze wilden een echte kerk en Bijnen vervulde die taak met verve.
Hoe kwam hij aan het geld? Als we de commissaris van de koningin moeten geloven, die in de verslagen van zijn werkbezoeken er niet voor terugdeinsde om naast feiten ook geruchten te noteren, had de pastoor het uit eigen zak betaald. De commissaris noteert, na een bezoek in 1902:
‘Men prijst vooral den pastoor van Rijkevoort, den Heer Beijnen; deze heeft daar een nieuwe kerk gebouwd, naar men vermoedt geheel uit eigen middelen. Hij heeft althans aan zijne parochianen geen geld voor die kerk gevraagd; alleen de benoodigde bouwmaterialen, zand enz. werden door de ingezetenen kosteloos aangereden.’
Architect van de neogotische kerk, die al twee jaar na Bijnen’s komst werd gebouwd, in 1888, was Johannes Kayser (1842-1917). Die had het vak niet bij de eerste de beste geleerd. Rijksbouwmeester Pierre Cuypers was zijn leermeester, de bouwer van onder meer het Rijksmuseum en het Centraal Station van Amsterdam, maar ook van meer dan honderd kerken.
De tweede uitdaging voor Bijnen was om de ingezakte devotie van de heilige Rochus weer op peil te krijgen. Al in de zestiende eeuw was er sprake van verering van Rochus. De kerk heeft een reliek, een klein stukje bot dat van de heilige afkomstig zou zijn. Tussen 1680 en het begin van de 18e eeuw, toen Rijkevoort nog geen eigen parochie was, werd de naamdag van de heilige, 16 augustus, feestelijk gevierd. De Beugense pastoor moest zelfs, zo stond beschreven, per kar in Beugen worden opgehaald. Al in zijn eerste jaar schreef Bijnen een brief aan de bisschop met het verzoek om een broederschap te mogen oprichten ‘aangezien er in de parochie Rijkevoort veel devotie bestaat voor den H. Rochus’. Dat zou de kerk ook meer aanzien geven. Per kerende post liet bisschop Godschalk weten dat hij akkoord ging. Al in het tweede jaar waren er 1.600 inschrijvingen. De leden leverden een flinke bijdrage ten behoeve van de kerkbouw en zo sneed het mes aan twee kanten. Geld voor een nieuwe kerk en een heropleving van de devotie.
Toen Bijnen op 15 september 1910 overleed, eerden zijn parochianen hem met het volgende grafschrift: ‘Hij beminde de zijnen en de zijnen beminden hem.’
Dit is aflevering 52 van de historische rubriek Sprekend Verleden die elke maandag in de editie Maasland van De Gelderlander verschijnt. Daarin gaat Geurt Franzen op zoek naar het verhaal achter voorwerpen en documenten die zijn overgeleverd uit de rijke geschiedenis van Oost-Brabant en Noord-Limburg.
BIJSCHRIFT:
Pastoor Bijnen in zijn koetsje, getrokken door een ezel. Bertje van de Ven mag het dier vasthouden. De foto is rond 1890 gemaakt. Foto: Brabants Historisch Informatie Centrum