Gennep haalt in de zomer van 1939 de krant. De Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant meldt op 16 augustus dat in het stadje een belangrijke, oudheidkundige vondst is gedaan. De regionale krant rept over ‘kostbare overblijfselen uit den Romeinschen tijd’ heeft.
Wat was er gevonden? Een beeld dat een vrouwenfiguur voorstelde. In rode klei gebakken. Een paar dagen later schrijft het regionale weekblad De Echo dat de burgemeester van Gennep hoogstpersoonlijk gaat onderzoeken of aan het beeld inderdaad hoge historische waarde kan worden toegekend.
Als een halfjaar eerder niet een schuur was afgebrand, was het beeld misschien nooit ontdekt. De brand was in een stal die hoorde bij het huis met de monumentale trapgevel, het oudste huis van Gennep, aan de Molenstraat. Het vee – dertien koeien, een paard, een varken en enkele kalveren – kon gelukkig gered worden, maar de schuur brandde helemaal af. Bij het omverhalen van de oude muren, kwam het gebakken beeld tevoorschijn. Vermoed werd dat het ooit had gediend als versiering van een schouw. Omdat de afgebeelde dame alles uitstraalde van een klassieke godin, werd het stempel ‘Romeins’ er maar opgeplakt. Dat was dat.
Begin jaren negentig van de vorige eeuw weet Gennepenaar Jan Wessels, amateurarcheoloog en verwoed verzamelaar van ‘historisch Gennep’, het schouwpilaster te kopen. Ook hij tast tot dan in het duister over de herkomst. Totdat iemand hem een paar jaar later in contact brengt met Roel Wuite uit Den Haag. Het is een kenner van schouwpilasters en hij herkent onmiddellijk de hand van de maker. Er is niets Romeins aan. Wat niet betekent dat de Gennepse godin niet waardevol is. Het beeld komt uit het atelier van de Haagse beeldenmaker Otto Reyersz van Schaijck (1628-1674), moet zo rond 1640 zijn gefabriceerd en stelt een Griekse godin voor.
Van Schaijck was in zijn tijd een befaamd maker van schouwpilasters of schouwwangen. In de hofstad wordt na 1620, de tijd van stadhouder Frederik Hendrik, veel gebouwd en de statige herenhuizen worden met veel ornamenten verrijkt. De schouwpilaren van Van Schaijck, met afbeeldingen die de klassieke oudheid verheerlijken, zijn in zwang en de beeldenmaker krijgt een octrooi om met behulp van mallen deze beelden in serie te fabriceren. De mallen worden in eikenhout gesneden waarna de mal met klei wordt gevuld. Na het bakken werden de beelden zo beschilderd dat ze van marmer leken. Puur nep dus. Maar het oogde goed.
Er is slechts een handvol beelden bewaard gebleven. Het Gennepse exemplaar (zie foto), gekoesterd door Jan Wessels, is bijzonder fraai. Hoe het in Gennep is beland, is niet bekend. Wessels sluit niet uit dat Van Schaijck klei uit Gennep heeft gebruikt. Gennep is immers al eeuwen, vanwege de goede klei, pottenbakkersstad. Dat de Gennepse klei, gebakken in Den Haag, als Griekse godin is teruggekeerd aan een schouw in een Genneps herenhuis. Er zal ook een tweede zijn geweest, want een schouw werd immers altijd door twee pilasters geschraagd. Godin nummer twee houdt zich tot op heden goed verborgen. Of is in rook opgegaan. (Met dank aan Jan Wessels).
Bij de foto: De Gennepse godin uit ca 1640. Foto: Geurt Franzen
Dit is aflevering 48 van de historische rubriek Sprekend Verleden die elke maandag in de editie Maasland van De Gelderlander verschijnt. Daarin gaat Geurt Franzen op zoek naar het verhaal achter voorwerpen en documenten die zijn overgeleverd uit de rijke geschiedenis van Oost-Brabant en Noord-Limburg.