Kunstcriticus Hans den Hartog Jager bracht vijftig Nederlandse kunstwerken bij elkaar en noemde het dé kernkunstwerken van de afgelopen vijftig jaar. Hij weet dat elk werk uit zijn canon kan worden betwist. ‘Dat moet ook! Dan kunnen we het er weer over hebben. Over Nederlandse kunst.’
Eerder gepubliceerd in het zaterdagmagazine FD Persoonlijk van het Financieele Dagblad van zaterdag 23 februari 2019.
Beschouw Hans den Hartog Jager (1968) gerust als het Witte Konijn met de roze ogen uit Alice in Wonderland. Bedenk het vestzakje met horloge en de witte handschoenen er maar bij. Het gaat over kunst dus fantaseren mag. Hans trekt je het konijnenhol in: hopla. Daar sta je dan: in een gebouw met een ellipsvormige wolkenhoed: welkom in Museum de Fundatie in Zwolle, welkom in Wonderland.
Twee jaar geleden ging Den Hartog Jager, die vaker exposities voor De Fundatie samenstelde, een broodje eten met directeur Ralph Keuning. ‘Als ik dé vijftig Nederlandse kunstwerken van de afgelopen vijftig jaar eens uitkies? En dat we die bij jou tentoonstellen?’
Voordat de bordjes leeg waren, was de zaak beklonken. ‘Dat kan alleen bij De Fundatie’, zegt Den Hartog Jager glunderend. ‘Geen managers die vertragend werken. Als het idee goed is, kan hier alles.’
Twee jaar later loopt het publiek door het Zwolse museum en laten vijftig zeer verschillende Nederlandse kunstwerken zich van zoveel mogelijk kanten beschouwen. Van het aaibare flowerpowerobject Clementine’s Dream van Ferdi Jansen (1927-1969) uit 1968 tot de vazen die Navid Nuur (1976) nog niet zo heel lang geleden uit de oven haalde. Van het blokje hout dat Ger van Elk (1941-2014) in 1971 op een boot bij Groenland beschilderde tot de film van Jeroen Eisinga (1966), waarin hij zich blootstelt aan duizenden bijen. Met ‘slechts’ dertig steken tot gevolg. En ziekenhuisopname, dat wel.
Twee jaar is kort. Ondertussen schreef de samensteller ook een lijvig boek: Vrijheid. Een aantrekkelijk boek, veel méér dan een catalogus. De essays beschouwen niet alleen de vijftig objecten, ze geven ook een kijkje in de keuken van de kunstenaar en plaatsen hem of haar in de tijd. Noem Vrijheid daarom maar een kunstgeschiedenis. Waarin de stromingen ondergeschikt zijn aan de vijftig kunstwerken en belangrijke gebeurtenissen uit vijf decennia – de val van de Muur, aids en nine eleven – de leidraad zijn.
Waarom vrijheid als verbindend element? ‘Vanwege dat beginjaar, 1968’, zegt Den Hartog Jager. ‘Een belangrijk jaar. Niet alleen omdat het mijn geboortejaar was’, grapt hij. ‘Het is toch een scharnierjaar. De studentenprotesten in Parijs, flower power, jonge mensen die zich losweekten van de burgerlijke conventies van de jaren vijftig.’
Een jaar eerder had de Amerikaanse kunstenaar Sol LeWitt (1928-2007) het begrip ‘conceptuele kunst’ geïntroduceerd. Waarmee het concept van een kunstwerk belangrijker werd dan de uitvoering. Den Hartog Jager: ‘Meer prikkels hadden de kunstenaars niet nodig. De spanning tussen vrijheid en beperking bereikte een hoogtepunt. We mogen nu alles, wisten ze. Hoe provocerender, hoe beter.’
Het streven naar vrijheid manifesteerde zich nergens zo nadrukkelijk als in de beeldende kunst. Geen experiment werd geschuwd. Dus kijken we in Zwolle minutenlang naar filmbeelden waarvan het ene frame nauwelijks van het andere verschilt. Een man die over een ijsvlakte loopt, gevolgd door een ijsbreker die er niet in slaagt dat nietige schepsel in te halen (Guido van der Werve). Of naar een straaltje bloed op een foto. Het sijpelt langs het been van een naakte vrouw die zojuist bevallen is (Rineke Dijkstra).
Opvallend is dat het vrijheidsstreven naar de achtergrond verdween, ten faveure van het engagement. Den Hartog Jager: ‘Dat zijn inderdaad de lijnen waarlangs de kunst zich ontwikkelde: minder experiment, meer engagement. Kunstenaars die de oorlog in Bosnië of de tegenstellingen in Afrika als uitgangspunt nemen. Maar het begrip vrijheid is ook getransformeerd. Wie het nu luidkeels opeist, beschouwt het als erfgoed. Dat niet bevochten moet worden, maar bewáárd. Het is tekenend dat twee van de meest conservatieve partijen het woord in de naam dragen.’
Kiezen viel de samensteller vast zwaar. Den Hartog Jager: ‘Ik begon met een lijst van 120 werken. Dat puzzelen was een feest. Ik kon eindelijk werken presenteren die al zolang niet meer te zien waren geweest. Toen werd wegstrepen een uitdaging. Ik voelde de paradox: de keuzes gaan over mezelf, maar tegelijk moest ik mezelf uitschakelen. Geen ego feestje en toch maximaal bij mezelf blijven.’
Dat elke andere kunstcriticus een ander lijstje zou maken, realiseert Den Hartog Jager zich terdege: ‘Dat moet ook! Laat ze maar komen met die andere namen. Dan kunnen we het er weer over hebben. Over Nederlandse kunst.’
Zoals van actuele gebeurtenissen pas decennia later duidelijk is of ze een plaats in de geschiedenisboekjes verdienen, geldt dat ook voor kunst. Een schilder kan in zijn eigen tijd populair zijn en snel na zijn dood in de vergetelheid raken. Den Hartog Jager negeerde die ‘filterfunctie’ van tijd heel bewust en nam kunstwerken op waarvan de verf bij wijze van spreken nog nat is. ‘Ik ben een beetje een romanticus. Het is mooi als mensen grote ambities hebben. Deze jonge kunstenaars zijn veelbelovend. Daar neem ik inderdaad een voorschot op. Heel bewust.’
Een lijst maken is één ding, die werken bij elkaar krijgen, is een heel ander verhaal. Welke concessies moest Den Hartog Jager doen omdat werken niet naar Zwolle konden komen?
‘Geen enkele’, zegt hij resoluut. ‘We kregen alle medewerking.’ Dan, na even nadenken: ‘Er waren wel praktische beperkingen. Ik had graag de film Disorient van Fiona Tan (1966) in de lijst opgenomen. Maar die moet je echt zien op een bioscoopscherm, niet op een tv’tje. De Fundatie heeft geen bioscoopzaal, dus die heb ik laten schieten. Het is het enige offer dat ik heb moeten brengen.’
Beperkingen waren er wel meer. Het gebrandschilderde raam Het Laatste Oordeel, van Marc Mulders, in de kathedraal van Sint Jan in Den Bosch, kon natuurlijk niet uit zijn kozijn worden gehakt. Maar de prachtige voorstudie ervan hangt wél in Zwolle. Kosten noch moeite zijn gespaard om andere monumentale of omvangrijke werken naar De Fundatie te krijgen. The Monument, een enorm standbeeld van Joep van Lieshout, dat sinds 2015 zijn tijd staat te slijten op het plein voor de Alte Nationalgalerie in Berlijn, staat nu gewoon te pronken op het voorplein van De Fundatie. Het museum slaagde er zelfs in het slootje van Job Koelewijn (Jump, uit 2005) naar Zwolle te krijgen. Al was daar wel de vindingrijkheid van de museumtimmerman voor nodig. Twee flinke grasbermen in een museumzaal, van echt klei en gras, is vragen om problemen. Voordat je het weet, krioelt het van de beestjes. De timmerman opperde om de installatie, een sloot tussen twee bermen, volledig omringd door manshoge spiegels, in een container buiten neer te zetten. En dat werkt. ‘Kom maar!’, zegt Hans den Hartog Jager, terwijl hij de container openrukt en je het mini-polderlandschap intrekt. ‘We gaan slootje springen! Doe je mee?’ En daar gaat het Witte Konijn. Hij neemt een aanloop en belandt met droge voeten in een spiegelwereld die de onze is, maar toch weer niet. Natuurlijk spring je mee.
Hans den Hartog Jager
Hans den Hartog Jager (1968, Herveld) studeerde Nederlands en Kunstgeschiedenis (niet afgemaakt) aan de VU in Amsterdam. Hij was kunstredacteur bij HP/De Tijd en NRC-Handelsblad. Hij publiceerde monografieën over Vincent van Gogh en Ronald Zuurmond, maar ook boeken over kunst, zoals Het Sublieme (2011) en Zie de mens (2016). In 2003 verscheen zijn roman ‘Zelf God worden’, waarin zijn fascinaties voor kunst en kijken bij elkaar komen. Den Hartog Jager stelde verscheidene exposities samen voor Museum de Fundatie in Zwolle
Vrijheid, de vijftig Nederlandse kernkunstwerken vanaf 1968
Tentoonstelling van 18 januari tot en met 12 mei 2019, Museum de Fundatie, Zwolle.
Het gelijknamige boek van Hans Hartog den Jager wordt uitgegeven door Atheneum en kost 27,50 euro (ISBN 9789025309459, gebonden, 240 blz).
Foto: Clementine’s Dream, Ferdi (1968), Collectie Giotta en Ryu Tajiri, foto: Egon Notermans