De Maas was vóór 1929 een grillige rivier waar geen schipper op kon rekenen. Het was – en is nog steeds – een echte regenrivier die afhankelijk was van de neerslag die er viel. En daar kon je geen peil op trekken. Dan weer stond het water te laag, dan weer te hoog.
Met de opkomst van de kolenmijnen in Zuid-Limburg groeide de behoefte aan degelijk transport naar het noorden. Er was natuurlijk de Zuid-Willemsvaart. Maar die was niet geschikt voor de steeds groter worden bakken én telde heel veel tijdrovende sluizen.
Om van de Maas een echte scheepvaartrivier te maken, zo werd begin vorige eeuw duidelijk, moesten vertragende bochten worden weggewerkt en waren stuwen nodig die de rivier in vakken verdeelde waarin het water werd vastgehouden. Zodat bij minder aanvoer van water de scheepvaart gewoon door kon gaan. Bij hoogwater zouden de stuwen gestreken worden; dan kon het water onbelemmerd stromen. Om schepen van het ene Maasvak in het andere te laten varen, waren ook sluizen nodig.
Met de regering van België werd overlegd over een grootschalig plan om de Maas op die manier te kanaliseren. Maar de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) legden die onderhandelingen stil en ook daarna had de Belgische regering niet zo’n haast. Vandaar dat Nederland besloot het Nederlandse deel van de rivier zelf maar aan te pakken.
Er zouden zes stuwen komen: in Borgharen, Linne, Roermond, Belfeld, Sambeek en Grave. Op de foto boven, uit een fotoalbum van de Arbeidsinspectie, zien we arbeiders aan het werk aan het stuw- en sluizencomplex in Sambeek.
Het Nationaal Archief in Den Haag, waar de foto wordt bewaard, meldt dat de foto ergens tussen 1918 en 1923 is gemaakt. In het Boxmeersch Weekblad van 10 februari 1923 lezen we echter: ‘Er bestaat gegronde hoop dat in den loop van dit jaar met de werkzaamheden der kanalisatie begonnen zal worden, zoodat er dan volop werk zal komen.’ Het complex is op dinsdag 23 oktober 1929 in gebruik genomen, dus de foto moet van latere datum zijn.
De kanalisatie mocht dan een grote zege zijn voor de industriële ontwikkeling van Nederland, de boertjes in Afferden en Sambeek waren minder te spreken over dat moderne gedoe. Ze moesten vruchtbare weilanden afstaan voor de bouw van het complex en daar hadden ze aanvankelijk weinig zin in. Totdat duidelijk werd dat de boeren behoorlijk schadeloos werden gesteld. Dezelfde editie van het Boxmeersch Weekblad meldt dat de regering de compensatiebedragen heeft vastgesteld en noteert: ‘Men is algemeen nogal tevreden over deze schatting.’
De bevaarbare rivier mocht wat kosten. Alleen al de aanleg van de vijf stuw- en sluiscomplexen kostte 25 miljoen gulden. Om de noord-zuidverbinding helemaal efficiënt te laten zijn, kwamen daar nog de aanleg van het Maas-Waalkanaal en het Kanaal Wessem-Nederweert bij. Totale kosten: 46 miljoen gulden. Dat staat anno 2019 gelijk aan een bedrag van 354 miljoen euro. Het leverde méér op dan een snelle verbinding die een reis twee tot drie dagen zou verkorten. Het leverde óók veel werk op en dat was ten tijde van hoge werkloosheid mooi meegenomen.De Maas was vóór 1929 een grillige rivier waar geen schipper op kon rekenen. Het was – en is nog steeds – een echte regenrivier die afhankelijk was van de neerslag die er viel. En daar kon je geen peil op trekken. Dan weer stond het water te laag, dan weer te hoog.
BIJSCHRIFT: Foto uit een fotoalbum van de Arbeidsinspectie van de bouw van het stuw- en sluizencomplex in Sambeek. Foto: Nationaal Archief
Dit is aflevering 43 van de historische rubriek Sprekend Verleden die elke maandag in de editie Maasland van De Gelderlander verschijnt. Daarin gaat Geurt Franzen op zoek naar het verhaal achter voorwerpen en documenten die zijn overgeleverd uit de rijke geschiedenis van Oost-Brabant en Noord-Limburg.