Het was droog, die zaterdag de 25e februari 1882. Er stond een matige wind uit het zuiden. Warm was het niet, hooguit een graad of vier, vijf. In die winterse kou toog Willem van den Berg uit Ledeacker naar Boxmeer. Om 10 uur moest hij zich melden in het gemeentehuis waar de loting voor de militaire dienst zou plaatsvinden. Hij zou niet alleen zijn: nog eens 23 jongens, net als hij in 1862 geboren, waren opgeroepen.
Willem had pech. De laagste nummers maakten de meeste kans opgeroepen te worden en Willem kréég een laag nummer: 4. Hij had ook geen recht op vrijstelling: hij was niet de enige zoon, mankeerde niets en was met zijn 1.64 m lang genoeg. Wat niet gold voor Jan Beelen uit Sint Anthonis; bij hem kwam de meetstok niet hoger dan 1.54. Dat het leger geen uniform had voor Peter van Els uit Rijkevoort begreep iedereen. Die was 1.45 m. Hoewel kleine Peter, kleermaker van beroep, best zelf een passend uniform zou kunnen naaien. In Delft, zo deed het verhaal de ronde, had een kleine jongen die dolgraag wél de wapenrok wilde dragen, zijn schoenen opgevuld om groter te lijken. Maar die was door de mand gevallen.
De militaire dienst was niet populair. Niet alleen vanwege de slechte verdienste en dat ze je op de boerderij of op het werk moesten missen. Ook omdat de kazernes broedplaatsen van ziektes waren.
Van de 24 lotelingen werden er die zaterdag elf vrijgesteld. Theo Verrijdt vanwege zijn stijve linkerbeen. Er was er één bij, Hendrik Arts uit Sint Anthonis, die geen recht had op vrijstelling, die lang genoeg was én kerngezond. Maar zijn ouders hadden geld. Hendriks ouders betaalden Jan van der Wal een stevig bedrag zodat die de plaats van Hendrik innam. Dat mocht. Het heette remplacement. Een oneerlijke regeling, vond iedereen, maar die zou nog tot 1898 blijven gelden. Willem van den Berg, die als beginnend onderwijzer voor de klas stond, was van povere komaf en moest wèl het leger in.
Zijn militaire zakboekje is er nog. Het ligt bij het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) in Den Bosch. We lezen er onder andere in dat Willem een hoog voorhoofd had en blauwe ogen. Ook dat hij zich op 12 mei 1882 meldde bij de kazerne in Grave en bijna een jaar later, op 28 april 1883, als infanterist afzwaaide. Tijdens zijn diensttijd was er geen oorlog, dus de bladzijde met ‘veldtochten’ en ‘decoraties’ is leeg gebleven. Het boekje vertelt ons ook hoe Willems uitrusting er uitzag. Dat ie twee paar schoenen had, twee onderbroeken (elk 1,96 gulden waard) en een geweer met bajonet uit 1873.
Na zijn diensttijd wordt Willem onderwijzer in Babberich. Er is een klassenfoto bewaard gebleven waarop hij met zijn klasje poseert (zie foto). Die stamt uit 1896, hetzelfde jaar waarin hij trouwt met Christine Verpoort. Dat huwelijk is een moetje. Zal het dorp vast geen goed voorbeeld hebben gevonden van een schoolmeester. De trouwerij is op 15 april en op 14 juli meldt zich dochter Anna. Willem wordt later actief voor de Bond van Nederlandsche Onderwijzers en belandt uiteindelijk in Wijchen waar hij in 1922, 60 jaar oud, overlijdt.
Bij de foto: Het militair zakboekje van Willem van den Berg uit Ledeacker (1882). Op de achtergrond een klassenfoto uit 1896 waarop Van den Berg als schoolmeester in Babberich staat. Foto: Geurt Franzen
Dit is aflevering 42 van de historische rubriek Sprekend Verleden die elke maandag in de editie Maasland van De Gelderlander verschijnt. Daarin gaat Geurt Franzen op zoek naar het verhaal achter voorwerpen en documenten die zijn overgeleverd uit de rijke geschiedenis van Oost-Brabant en Noord-Limburg.