Het staat er zo poëtisch geschreven: ‘Niemand twijfelde er aan dat de twee Koningskinderen, die tot dusverre zo moeilijk bij elkaar konden komen, er beter door zullen gedijen.’ Die twee koningskinderen, dat waren Oeffelt en Gennep. Of, wat ruimer bezien, het Land van Cuijk en de kop van Noord-Limburg. En de nieuwe Maasbrug bracht in 1955 beide bij elkaar.
Frans Houben, commissaris der koningin in Limburg schreef de zin in het voorwoord van het programmaboekje van de officiële opening. Tussen 17 en 30 mei zou aan beide zijden van de Maas feest worden gevierd omdat de nieuwe verkeersbrug klaar was. Eindelijk een moderne verbinding tussen Gennep en Oeffelt.
Er was decennialang een brug, maar die was alleen voor de trein bedoeld (Boxtel-Wesel) en tijdens de oorlog verwoest. Een pontveer was er ook, al eeuwen. Maar nu ook Jan-met-de-pet een auto ging kopen, was snelle verkeersverbinding noodzakelijk.
De bouwers van de verkeersbrug konden gebruikmaken van de brede pijlers van de spoorbrug en die wetenschap deed Houben zijn pen nog dieper in zijn lyrische inktvaatje dopen: ‘Aan de pijlers van deze brug (…) zouden wij de dankbaarheid tegenover de bouwers willen verankeren van de geslachten, die profijt gaan trekken van de toenadering en doorstroming van dichtbij en van ver (…).’
Vooral de Noord-Limburgse economie, zo verwachtten de notabelen in het boekje, zou profijt gaan trekken van de brug. Door de geïsoleerde ligging van Gennep en omgeving bleef het gebied achter, zo was de veronderstelling. De industrie van Cuijk en Boxmeer bloeide wél op, na de oorlog, maar in de kop van Noord-Limburg bleef het sukkelen met de werkgelegenheid. De Gennepse burgemeester Gilissen had in 1945, toen besloten werd de spoorbrug te herstellen, al gepleit voor een combinatie van verkeers- en spoorbrug.
Gennep beschouwde de verbinding als ‘een levenskwestie’; in Den Haag werd de noodkreet gehoord. De minister van economische zaken stelde in 1951 een half miljoen gulden ter beschikking, met een ton vermeerderd door de provincie Limburg. In 1954 kon met de bouw begonnen worden en al in mei 1955 was de officiële opening.
Gedurende een kleine twee weken werd feest gevierd in Gennep, Oeffelt en Boxmeer. Uiteraard, voor die tijd althans, begonnen de feestelijkheden op dinsdag 17 mei met kerkgang. Daarna, om 11.00 uur, openden de commissarissen der koningin van Limburg en Brabant samen met de burgemeesters de brug. Waarna ‘het volk’ kon gaan dansen bij hotel Van Bergen in Gennep en zaal Van Kempen/Theunissen in Oeffelt.
In Gennep was vijf dagen lang kermis, kinderen mochten meedoen aan een brugloop en de leden van fanfares en harmonieën bliezen zich de lippen kapot tijdens het groot aantal concerten in de dagen die volgden.
Gennepse arbeiders konden vanaf toen veel gemakkelijker naar de Cuijkse fabrieken die om mensen te springen zaten.‘Kom over de brug’, zo adverteerden Cuijkse industrie en middenstand gezamenlijk. Eigenlijk had Gennep het tegenovergestelde bedoeld. Maar ten langen leste kwam er ook bedrijvigheid in Gennep zelf.