Op een tekening die Jan de Beijer in 1743 maakte van de kerk van Antonius Abt in Sint Anthonis is een uitgebouwde kapel te zien aan de noordzijde. Die kapel is afgebroken. Misschien om te verhullen dat het ooit een bijzonder waardevol altaarstuk bevatte. Een uit hout gesneden altaarretabel met beschilderde zijvleugels, in Antwerpen vervaardigd, ergens tussen 1500 en 1525. Er hebben verscheidene, voor ons nu onbekende kunstenaars aan meegewerkt.
Waarom het weg moest? Misschien waren de pastoor en zijn gelovigen uitgekeken op de voorstelling. Misschien vanwege een verbouwing. Volgens de overlevering is het in de negentiende eeuw geruild voor twee ‘moderne’ beelden. Ze hadden in Sint Anthonis wellicht kunnen weten dat de ruil niet zo verstandig zou zijn. Als ze zich hadden gerealiseerd dat de nieuwe eigenaar een man was met een heel goede neus voor kunst die al de nodige waardevolle kunstvoorwerpen en schilderijen had verzameld.
Die verzamelaar was André baron van den Bogaerde van Terbrugge (1787-1855), gouverneur (commissaris van de koning) van Noord-Brabant. Een telg uit een oud, adellijk geslacht uit Brugge, die in 1834 in Heeswijk een kasteel verwierf dat hij, en later zijn zoons Louis en Alberic, tot de nok vulde met kunst en historische voorwerpen. Musée de Bogaerde werd het genoemd.
Een schrale troost voor Sint Anthonis is dat het altaarstuk uiteindelijk een bijzondere plek heeft gekregen. Het bevindt zich nu in de Sint Janskathedraal in Den Bosch en is daar in al zijn fraaiheid te bewonderen. De belangrijkste afbeelding van het altaarstuk vertelt het lijdensverhaal van Christus en daarom wordt het ook wel het Antwerpse passieretabel genoemd. Ook werd het wel aangeduid als het Heeswijks altaar; vandaag de dag wordt het Lijdensaltaar genoemd. De voorstellingen op de geschilderde en uit hout gesneden panelen geven tezamen de cyclus van Christus’ leven op aarde aan: kindheid, het leven vol wonderen, het lijden en de dood en ten slotte de hemelvaart.
Na de dood van de kinderen van de gouverneur werd de inboedel van kasteel Heeswijk geveild. Dat gebeurde in drie grote veilingen in de jaren 1900 en 1901. Schilderijen van grote meesters kwamen onder de hamer en de veiling kreeg veel aandacht in de pers. Er werd ook geschamperd: sommige belangrijke stukken, zoals schilderijen van Rembrandt en Peter Paul Rubens, gingen voor te weinig van de hand. En van andere veilingstukken werd gezegd dat er veel te veel voor werd betaald. De kritiek gold onder andere voor het altaarstuk uit Sint Anthonis. Dat werd met geld van het Rijk door de Vereeniging Rembrandt gekocht voor 11.700 gulden. Zonde van de belastingcenten, vond men.
Het kerkbestuur van de Sint Jan wilde het altaarstuk wel hebben, maar de Vereeniging Rembrandt had het eigenlijk bedoeld voor het Rijksmuseum. Daar werd, misschien door de kritiek uit de samenleving, van afgezien. Voor 13.870 gulden mocht Den Bosch het hebben. Het kerkbestuur had te weinig in kas, maar een bedelactie onder de parochianen leverde 7.500 gulden op. Genoeg om het altaarstuk aan te schaffen.
Dit is aflevering 30 van de historische rubriek Sprekend Verleden die elke maandag in de editie Maasland van De Gelderlander verschijnt. Daarin gaat Geurt Franzen op zoek naar het verhaal achter voorwerpen en documenten die zijn overgeleverd uit de rijke geschiedenis van Oost-Brabant en Noord-Limburg.
De kerk van Antonius Abt in Sint Anthonis, getekend door Jan de Beijer in 1743.