Intrigerend zinnetje in een stukje in de krant, gisteren: ‘En de jeugd kan een anti-schooldag nemen.’ Aan het woord was de organisator van het ‘11e van d’n 11e Feest vör iederiën’ dat in Overloon wordt gehouden. Hij zei dat het comité ook in de volgende jaren zal vasthouden aan 11 november als de dag waarop het carnavalsseizoen met een groot feest op het kerkplein wordt ingeluid. Is dat een doordeweekse schooldag, dan moeten de scholieren maar een paar uurtjes vrij nemen. Zo kun je de woorden van de woordvoerder tenminste interpreteren.
Is vast een grapje. Kan me niet voorstellen dat het Lônse feestcomité een oproep tot ongehoorzaamheid doet. Er is niets mis met carnaval, zullen schoolleiding en leerplichtambtenaar in koor zeggen. Maar het rechtvaardigt geen massale spijbelarij.
Zo’n oproep is trouwens overbodig. Een beetje puber weet de komende jaren op 11 november het tot carnavalsarena omgetoverde plein toch wel te vinden. ‘Een koutje gevat, juffrouw.’
Dat zette me aan het denken. Zo’n oeroud feest, met die bijzondere uitingsvormen als verkleedpartijen, flirterijen en het afzeiken van bestuurders en brave burgerij, is een fraai stukje immaterieel erfgoed. En is erfgoed niet een thema dat, om te behouden voor het nageslacht, in het onderwijsprogramma thuishoort?
Zie het helemaal voor me. Begin oktober rolt de leraar in de klas zijn onderwijsproject uit.
‘Jongens, opletten nu. De hele maand is carnaval het thema. Uiterlijk 10 november je werkstuk inleveren. En op 11 november…’
‘Ja meester?’
‘Gaan jullie een dag op snuffelstage in Overloon.’ Polonaise met de leraar voorop. De leerplichtambtenaar sluit met een brede glimlach de dansende rij. Feest vör iederiën.
foto: Ed van Alem