Jo Peeters keek even weg nadat ik mijn vraag had gesteld. Voor het eerst was hij stil. Niet omdat hij op het antwoord moest kauwen, zo moeilijk was de vraag over dieptepunten in zijn carrière niet. Maar het antwoord wierp de oud-rector van het Elzendaalcollege terug in de tijd; in zijn hoofd doemden beelden op waarvan hij had gehoopt dat ze dieper waren weggestopt, dat ze zich minder snel weer zouden melden.
Hij schraapte zijn keel en herpakte zich: ‘Zo’n telefoontje, vaak in de ochtend, rond de tijd dat in de gangen de rust wederkeerde en de lessen begonnen. Zo’n telefoontje waarvan je na het beluisteren hoopte dat het een droom was, een nachtmerrie. Wat het dan niet was. Dat er weer een leerling op weg naar school op de fiets was verongelukt.’
Peeters, die niet zo heel lang na mijn interview overleed, kon zich er jaren later nóg over opwinden. Over het autoverkeer dat in de jaren zestig en zeventig hier op het platteland explodeerde terwijl de aanleg van fietspaden er geen gelijke tred mee hield. Waardoor de pubers die van al die dorpen naar de Boxmeerse middelbare school fietsten – ze kwamen zelfs uit Mill en Siebengewald – iedere dag werden blootgesteld aan grote gevaren.
Inmiddels is het veel beter geworden. Maar nog steeds niet ideaal. Het bericht over de jongen die onlangs in Oeffelt werd geschept, zou de oud-rector weer net zo hebben geraakt. Misschien ook dat bericht van gisteren in deze krant, dat in Landhorst éérst een school wordt gesloten en dat pas dáárna serieus gepraat wordt over een fietspad dat de kids veilig op een school in Wanroij doet belanden.
De school is twee jaar geleden al gesloten. Misschien wachten ze op het eerste telefoontje.