Het was volgens kranten een ‘dolkomisch’ blijspel, het toneelstuk Peer van Zundert of de gewaande burgemeester van Rijsbergen. Rond de vorige eeuwwisseling prijkte de klucht op menig toneelaffiche.
Ook in deze regio werd het vaker dan eens opgevoerd. Zo vinden we het op een affiche van een uitvoering van Amphion-Vondel uit Mill op woensdag 17 februari 1892 in café Het Gouden Kruis van G. Giezen. Voor 25 cent kon je erbij zijn. En je kreeg waar voor je geld, althans voor zover het de omvang van het programma betrof. Niet minder dan veertien zangstukken en voordrachten kreeg het publiek voorgeschoteld, gevolgd door een ongetwijfeld spetterende finale.
Je moest toch wat, in die winters van toen. Zonder radio of tv, zonder bioscoop of Netflix moest je de lange avonden door zien te komen. Zingen of toneelspelen was, naast kaartspelen en drinken in het café, een geliefde bezigheid.
Amphion-Vondel was, zoals de naam doet vermoeden, het resultaat van een fusie. Dat verklaart ook waarom er zowel gezongen werd als toneel werd gespeeld. Aanvankelijk waren er zowel een koor (Amphion) als een toneelvereniging (Joost van den Vondel). Toen die allebei rond 1890 moeite hadden om de financiële eindjes aan elkaar te knopen, gingen ze op advies van de burgemeester op in één grote, nieuwe culturele vereniging.
Zangvereniging Amphion was eerder ontstaan op initiatief van, zoals wel vaker in die tijd, de hoofdonderwijzer. Meester I. van Hoof was zelf een begenadigd zanger. In de winter van 1868 richtte hij een zangvereniging op, ook wel liederentafel genoemd. Met een handvol andere mannen kwam hij wekelijks bijeen om te zingen, bijeenkomsten die volgens de overlevering vooral erg gezellig waren. Enkele keren per jaar lieten de heren, die hun clubje inmiddels Amphion hadden genoemd, tijdens een openbare uitvoering horen dat ze hun stemmen goed hadden geoefend (en ongetwijfeld goed gesmeerd).
Ondertussen zag ook toneelclub Joost van den Vondel het levenslicht. Dat was eigenlijk het gevolg van een grap die enkele Millse jongens hadden uitgehaald met de uitbater van het hierboven genoemde café van Giezen. ‘Zeg Giezen’, zeiden de jongens na een paar glazen in diens café, ‘waarom ben jij eigenlijk geen lid van de Sociëteit? Daar hoor jij toch ook bij?’ De Sociëteit was een select groepje notabelen dat wekelijks een kaartje legde. De cafébaas trapte erin: ‘Daar hoor ik zeker bij!’ Gevolg: de jongelui zorgden ervoor dat de Sociëteit vergaderde over een lidmaatschap van Giezen. Maar met algemene stemmen werd de cafébaas geweigerd. Dat was doorgestoken kaart, maar Giezen had het niet door en ontstak in woede. ‘Dan richt ik zelf een sociëteit op!’, foeterde hij. Hetgeen jammerlijk mislukte want daar had de beste man de capaciteiten niet voor. Diens inspanningen inspireerden de jonge cafébezoekers die de grap hadden uitgehaald echter in hevige mate. Ze richtten een rederijkerskamer op die al snel als toneelclub Joost van den Vondel door het leven ging. Met blijspelen als Peer van Zundert en Het Regenhoedjeoogstten ze veel applaus.
BIJSCHRIFT: Het reglement van Amphion-Vondel en een affiche van een uitvoering in 1892. Foto: Geurt Franzen