Een Ottersumse nertsenfokker stopt ermee. Dat besluit zal wel applaus oogsten in de buurt. Ik fiets ook wel eens langs zo’n hermetisch afgesloten kamp waar beestjes om hun mooie pelsjes worden gefokt en vergast. Ook al heb ik wind tegen, zonder aarzelen schakel ik naar een groot verzet om de stank zo snel mogelijk achter me te kunnen laten. Zelfs strontvliegen liggen er met de pootjes omhoog. Het heeft even geduurd voordat onze volksvertegenwoordiging deze merkwaardige vorm van de kost verdienen heeft willen verbieden, maar over zes jaar is het dan zo ver. Vanaf 1 januari 2014 mag je geen nertsen meer fokken voor bont. Net als die tweehonderd andere nertsenfokkers in Nederland moet deze fokker kiezen: ermee stoppen of andere dieren gaan fokken. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en dus stapt de Ottersummer over op geiten. Dat je subsidie krijgt voor zo’n omschakeling zal de keuze vast makkelijker hebben gemaakt. Voor de buurt: minder stank. Of eigenlijk: andere stank. De kans op Q-koorts is geloof ik niet meer zo groot, maar er zijn berichten dat je het vaker aan de longen kunt krijgen als buur van een geitenhouder. Het is niet goed of het deugt niet, zal de fokker denken. Afijn, het is aan de Gennepse bestuurders om de afweging tussen nerts en geit te maken. D66 heeft het extra gezondheidsrisico al op de agenda gezet. Ik probeerde me te verplaatsen in de gedachtewereld van de fokker. Maar ik kreeg het niet voor elkaar om in gedachten een gaskraan te openen. Me verplaatsen in een jager-verzamelaar uit het paleolithicum tijdens de laatste ijstijd ging me gek genoeg eenvoudiger af. Pats, een klap met een knuppel en mijn winterjas ligt voor het oprapen.