Dat rare apparaat op de foto zegt u waarschijnlijk niets. Het is een fantoom. Het wordt bewaard in het Nationaal Veeteelt Museum in Beers. En als ik u zeg dat het museum gevestigd is in het voormalig KI-station – KI staat voor kunstmatige inseminatie – dan gaat u misschien wat dagen.
Het is om te oefenen. Wie het vak van inseminator wilde uitoefenen, een koe op kunstmatige wijze bevruchten, moest leren hoe je kon voelen dat het sperma dat werd ingebracht ook daadwerkelijk in de baarmoeder van de koe terechtkwam. Dit wordt een beetje een fysiek verhaal, maar het is niet anders. Stelt u zich voor dat de arm van de inseminator verdwijnt in de anus van het rund. Waarna bekwame vingers voelen of het pipet met daarin het sperma de juiste bestemming vindt. Best moeilijk. Om die bekwame vingers te krijgen, moesten de leerlingen veel oefenen en daar hadden ze dus deze ‘kunstkoe’ voor, een nagemaakte endeldarm. Later mochten de leerlingen het kunstje oefenen op slachtkoeien. Dat was gemakkelijker, naar het schijnt.
Kunstmatige inseminatie is niet meer weg te denken in de moderne veehouderij, maar de invoering was in de jaren dertig best een revolutie. Dieren handmatig bevruchten met bij het mannetje ‘weggenomen’ zaad werd al rond 1900 gedaan door een Russische professor, Elie Ivanov. Hij oogstte succes, maar werd ook overmoedig. Ivanov meende dat je zo ook wel apen met mensen kon kruisen. Hij vond vrijwilligers, maar het werd, gelukkig maar, geen succes. In Nederland wordt Jan Siebenga als de grote voorloper beschouwd. Deze Friese veearts bevruchte ‘handmatig’ in 1935 de eerste koe. Het eerste KI-kalf was een mooi sinterklaascadeau. Het werd geboren op 5 december 1935 en was een belangrijke stap in de ontwikkeling van de Nederlandse rundveefokkerij.
Ook veehouders in het Land van Cuijk hadden snel door dat deze ‘schone’ versie van ‘de daad’ belangrijk was. Het verkleinde de kans op het overbrengen van seksueel overdraagbare veeziekten. Het fokken van gezonde koeien was, sinds de tweede helft van de negentiende eeuw, een belangrijke economische activiteit in Oost-Brabant; een uitbraak van een veeziekte zette de veestapel steeds weer op achterstand. In 1949 werd de Coöperatieve Vereniging voor Kunstmatige Inseminatie Land van Cuijk opgericht. Drie jaar later werd het eerste KI-station in Beers gebouwd, dat eind jaren zeventig vervangen werd door een groter exemplaar.
Kunstmatige inseminatie is één van de belangrijke stappen geweest die veehouders in de regio gezamenlijk hebben gezet. Begin vorige eeuw was het besef ontstaan dat samenwerken belangrijk is om een goede, gezonde veestapel te krijgen. Tot die tijd zorgden de gemeentebesturen er wel voor dat in elk dorp een stier werd gehouden zodat boeren hun koeien konden laten dekken. Maar daar hield het beleid wel zo’n beetje mee op. Boeren richtten fok- en controleverenigingen op, er kwamen tentoonstellingen waar de beste dieren prijzen kregen en er kwam een stamboek, een registratie die ertoe bijdroeg dat het beste vee voor vermenigvuldiging in aanmerking kwam.