Ooit woonde ik een groeiwijk in het westen. Het leven was er goed: alle voorzieningen waren voorhanden en niemand stoorde zich aan de roestbak op wielen die voor mijn huis stond weg te kwijnen. Er was, heel opvallend, een club die harder groeide dan andere: de kerk. Waar in de rest van het land gebedshuizen werden gesloopt, bouwden ze in de groeiwijk nieuwe. Veel bewoners – ze kwamen uit alle windstreken – misten hun dorpjes, zochten knusheid bij de dominee.
Met 7.000 inwoners is de Heeswijkse Kampen in Cuijk een joekel van een wijk. Zo groot dat het wij-gevoel ontbreekt: er is geen binding tussen de inwoners, concludeert een onderzoekster. Desondanks zijn de mensen er gelukkig.
Is er een probleem?
De wijkraad – twee personen groot – leidt een armoedig bestaan en betreurt het dat zo weinig buurtbewoners op activiteiten afkomen. Misschien schuilt daarin het probleem: in het perspectief. Sommigen koesteren nog het beeld van Cuijk als een dorp. Met kenmerken als gemeenschapszin en kleinschaligheid. Maar is Cuijk niet allang verworden tot een stadje met grote wijken? Wellicht kun je de kern nog als een dorp zien, maar de wijken eromheen hebben door vorm, samenstelling en historie een geheel eigen dynamiek. Die van een stadswijk. Waar mensen nu eenmaal meer met zichzelf bezig zijn dan met de ander. Omdat het kan. Waar mensen elkaar, als de nood aan de man is, overigens wel weten te vinden.
Over het gebrek aan wij-gevoel in de Heeswijk kun je treuren. Je kunt zwelgen in gevoelens van nostalgie: vroeger was het zo gezellig. Klopt. En iedereen bemoeide zich met elkaar. Brr. Wie dat mist, zou ik willen adviseren: verhuis naar een echt dorp of begin een kerk.