In de Zevende Hemel is voorlopig gered. Het devotiemuseum in Haps, volgepakt met heiligenbeelden en wat dies meer zij, hoeft nog niet meteen te verkassen. Frans van de Camp krijgt twee jaar de tijd om een passende locatie te vinden voor zijn uit de hand gelopen hobby. Heel attent van de nieuwe eigenaren van het pand, dat ze de beeldenverzamelaar nog wat respijt geven. Of is de hand van God in het spel?
Als regelmatig bezoeker van musea heb ik mijn portie iconen, piëta’s en beelden van Sint Maarten wel gehad, maar ik denk dat er wagonladingen vol senioren zijn met heimwee naar de kerkengeur van toen – wierook, zweet en goedkope odeklonje -, waar die gipsen en houten beelden van zijn doordrenkt.
Mij dunkt dat in het van oudsher katholieke Land van Cuijk zonder veel moeite een plek gevonden kan worden waar de verzameling van Van de Camp kan worden uitgestald. De meest geëigende plek lijkt mij toch een van de leegstaande of leegkomende kerken. Je kunt ze toch niet allemaal ombouwen tot huis voor de gemeenschap (er stond eerst ‘gemeenschapshuis’ maar toen moest ik ineens aan ‘bordeel’ denken; een connotatie die hier niet op zijn plaats is).
De kerk van Beers lijkt me heel geschikt. De Sint Lambertuskerk is een fraai voorbeeld van de neogotische stijl die zo kenmerkend is voor de periode die we het Rijke Roomse Leven noemen, waarin kerken werden gebouwd in een tempo waar menig woningbouwwethouder stikjaloers op is. Een mooie kerk ook, van binnen en van buiten. Heel geschikt voor de inventaris van In de Zevende Hemel. Na het bezoek voorzichtig de N321 oversteken en bij het strandje van De Bungelaar een verfrissende duik nemen. Even die geur van je afspoelen.
Geurt Franzen schrijft tweemaal per week (woensdag en zaterdag) de column Dwarskijker voor de editie Maasland van De Gelderlander
(Foto: Ed van Alem)