Het is veertien dagen later. Smeenk Beerseke zit in de serre en houdt zich muisstil. Af en toe neemt hij een slok, brengt in een langzame beweging het whiskyglas naar zijn lippen, zet het voorzichtig weer terug, bang dat hij het schouwspel in de tuin verstoort. Het bruine staartje wipt op en neer, van het voederhuisje naar de boom en weer terug. Een eekhoorn die zijn wintervoorraad aanvult. Behoedzaam nadert het beestje de voerplek, elke keer weer, ook al zou hij inmiddels kunnen weten dat de plek veilig is. Hij laat zich niet opjagen en kijkt steeds goed om zich heen voordat hij het stukje gras oversteekt tussen de veilige boom en het voederkastje.
Zo doe je dat als ondernemer, denkt Beerseke. Altijd op je hoede zijn, altijd aan morgen denken, net als een eekhoorn.
Twee weken lang heeft hij zich niet vertoont in het dorp, zich nergens mee bemoeid. Toen Sybille thuiskwam van de nagelsalon met het nieuws dat de familie Crans een week op een vakantiepark logeerde omdat ‘een of andere boer’ zijn gierton in hun villa had laten leeglopen, had hij wel gezien hoe ze hem observeerde terwijl ze haar verhaal deed. Op zoek naar een spiertrekking in zijn gezicht die zou verklappen dat hij er wat mee te maken had. Maar hij gaf geen krimp. ‘Wat een rare boer’, had hij gezegd. ‘Maar met Crans heb ik geen medelijden.’ Sybille was er niet meer over begonnen en Willy Muntje had hem bezworen dat niemand hem aan het werk had gezien.
Hij wachtte rustig af. Het stichtingsbestuur van het ziekenhuis had zijn royale bod ‘in goede orde’ ontvangen, zo had penningmeester Jongeburcht hem gemaild. Hij was ervan overtuigd dat Crans de stinkende boodschap had begrepen en was benieuwd of zijn concurrent nog met een tegenbod zou komen. Voor de zekerheid parkeerde Beerseke zijn auto op de oprit en sloot hij ’s avonds het hek af, beducht voor een tegenactie. Ook had hij de beveiligingscamera’s weer ingeschakeld. Op aandringen van Sybille had hij die onlangs uitgezet. Ze werd kriegelig van dat Big Brothergedoe. Hij verdacht haar ervan dat ze zonder camera’s vrij spel had om de fitnesstrainer thuis uit te nodigen.
Hij was twee dagen ‘voor zaken’ naar Rotterdam geweest en had zich lekker door Dasja laten verwennen. Ze was wel een beetje afwezig geweest. En aan het eind van die vrijdagmiddag, na een uurtje ‘ultieme shopbeleving’ bij Donna Guy – híj had de drie tassen vol peperdure niemendalletjes gedragen – was ze als een kind gaan pruilen. Dat hij nooit eens tijd voor haar had. Dat ze niet rondkwam van die armzalige 3.000 euro per maand. Dat ze dringend weer eens naar Rusland moest omdat ze haar moeder zo miste. Dat die lipcorrectie echt geen uitstel meer duldde: hij had net toch óók gezien hoe die verkoopster, die met die volle lippen, meewarig naar háár mond had gekeken…
Het scherm van zijn mobieltje licht op. Het is Jongeburcht. Hij haalt diep adem. Het moment van de waarheid. Nu zal hij horen of Nostalgia een droom blijft of bewaarheid wordt. Hij pakt voorzichtig het toestel en noemt zijn naam.
‘Beer, Charl hier. Goed nieuws.’
‘Yesssss’, zegt Beerseke. ‘Bod geaccepteerd?’
‘Alles in orde.’
‘Fuck!’, zegt Beerseke.
Hij ziet hoe het roodbruine staartje van de eekhoorn verdwijnt in de struiken, geklemd tussen de kaken van de kat van de buren.
Wordt vervolgd